Direct naar artikelinhoud
Interview

Filosoof Kwame Anthony Appiah: ‘Bijt je niet vast in identiteit’

Hoogleraar Kwame Anthony Appiah in zijn flat in Manhattan.Beeld Amy Lombard

Hameren op identiteit leidt in een diverse samenleving onvermijdelijk tot polarisatie, zegt filosoof Kwame Anthony Appiah (65). Laten we dus flexibel blijven. ‘Kosmopolieten en nationalisten moeten een deal sluiten.’ 

Een zwarte man die BBC-Engels spreekt, brengt mensen in verwarring. Na een lezing in Londen zei een oudere dame tegen de filosoof Kwame Anthony Appiah dat hij niet echt Engels kon zijn. Maar mijn voorouders gaan terug tot de dertiende eeuw in Oxfordshire, wierp Appiah tegen. Hij kon haar niet overtuigen.

Kwame Anthony Appiah is de zoon van een Ghanese vader en een Engelse moeder. Hij woont al lang in de Verenigde Staten en is getrouwd met een Joodse Amerikaan. Hij is zwart, wit, Ghanees, Brit, Amerikaan, homo en een wereldberoemd denker op het gebied van identiteit en kosmopolitisme. Met zijn achtergrond is het niet zo verwonderlijk dat hij het belang van identiteit relativeert.

“Ik vind dat je identiteit licht moet dragen”, zegt hij in zijn grote appartement in Tribeca, in het zuiden van Manhattan. De flat is klassiek ingericht, met tapijten, veel boeken en kunstvoorwerpen uit de hele wereld, de knusse thuishaven van een kosmopoliet.

In zijn nieuwe boek De leugens die ons binden vertelt Appiah over een wetenschappelijk experiment in de jaren vijftig, waarbij twee groepen 11-jarige jongens werden gedropt in de bossen van Oklahoma. Al snel ontstond er felle rivaliteit. De ene groep begon zich de Ratelslangen te noemen en cultiveerde een ethos van stoerheid. De andere noemde zich de Adelaars en onderscheidde zich van de Ratelslangen door niet te vloeken. De Ratelslangen noemden de Adelaars ‘watjes’, de Adelaars beschouwden de Ratelslangen als ‘hufters’. Binnen vier dagen vormden zich twee stammen met een eigen ‘cultuur’ en ‘identiteit’, uit jongens die nauwelijks van elkaar verschilden.

Identiteit is vaak gebaseerd op leugens, schrijft Appiah. Maar: we hebben die leugens nodig. Elke groep heeft behoefte aan een gezamenlijk verhaal om de leden te binden. Het is de kunst je niet in dat verhaal vast te bijten en je identiteit flexibel te houden, om onnodige polarisatie tussen bevolkingsgroepen te vermijden, aldus Appiah. De leugens die ons binden is een aanklacht tegen het ‘essentialisme’, de gedachte dat identiteit berust op een harde, onveranderlijke kern. Appiah laat zien dat rassen genetisch nauwelijks van elkaar verschillen, dat de natiestaat een negentiende-eeuwse constructie is, dat religies niet worden bepaald door heilige boeken maar door wat mensen ervan maken, dat culturen zich voortdurend ontwikkelen in wisselwerking met andere culturen.

Filosoof Kwame Anthony Appiah: ‘Bijt je niet vast in identiteit’
Beeld Pluim

Mythen over ras en natiestaat zijn al vaak doorgeprikt door wetenschappers. Veel effect lijkt dat niet te hebben. Hoe denkt u een bijdrage aan het debat te kunnen leveren?

Kwame Anthony Appiah: “Vaak voelen mensen dat een identiteit in een zekere richting moet gaan, omdat de waarheid van die identiteit in die richting zou gaan. Ik probeer mensen ervan te overtuigen dat ze een keuze kunnen maken. Als iemand zegt: de waarheid van bijvoorbeeld de Nederlandse identiteit is zus en zo, en deze mensen kunnen niet Nederlands zijn omdat ze hier niet thuishoren, dan kun je zeggen: we hebben steeds opnieuw gezien dat deze opvatting onwaar is. Naties worden gemaakt en opnieuw gemaakt. Mensen van buitenaf worden geabsorbeerd en soms ook buitengesloten.

“Dat kan mensen bevrijden. Niet om hun dutchness op te geven, maar om na te denken: wat zou een productief soort Nederlandsheid zijn? Dat moet een inhoud hebben. Je kunt geen natie samenbinden zonder inhoud. Maar die inhoud moet passen bij de realiteit waarin je leeft. Als je een nationale identiteit bouwt die doet alsof iedereen al duizend jaar in het land woont, dan sluit je mensen uit die niet ergens anders naartoe zullen gaan. Maar het is perfectly fair om bijvoorbeeld te zeggen: ons land is een land dat niet wordt gedefinieerd door religie.”

Nieuwkomers kunnen hun religie heel serieus nemen. Daar worden veel mensen bang van.

“Ik zat in de trein vanuit Washington naast een groepje jonge Amerikaanse moslims. Professionals, welvarende, succesvolle mensen in mooie pakken. Ik hoorde hun conversatie. Als dit land ons accepteert, zeiden ze, moeten wij het homohuwelijk accepteren. Wat islamitische identiteit in een land betekent, is mede afhankelijk van de vraag hoe dat land op moslims reageert. In de Verenigde Staten zie je dat de religie van moslims wordt gevormd door het feit dat zij in Amerika zijn.”

Kun je toestaan dat religieuze minderheden gelijke rechten voor vrouwen of homo’s niet erkennen?

‘In de Amish-gemeenschap hebben ze ook geen moderne ideeën over gender. Vallen we die gemeenschap binnen om haar onze wil op te leggen? Er is geen manier om dat te doen die consistent is met onze andere liberale ideeën. Het beste wat we kunnen doen, is vrouwen en kinderen beschermen tegen misbruik, mensen beschermen die de gemeenschap willen verlaten.

“De reden daarvoor is niet relativisme. Ik geloof dat de ideeën in ultraorthodoxe gemeenschappen verkeerd zijn. Maar de geschiedenis van de religieuze intolerantie in Europa laat zien dat repressie niet werkt. Je moet ze een alternatief laten zien dat aantrekkelijker is. Door repressie trekken ze zich meer terug in hun eigen groep.”

Ook sommige progressieven zeggen: we mogen niet de andere kant op kijken als moslims vrouwen of homo’s slecht behandelen.

“Het is waar dat de aanpak die ik voorstel, een prijs heeft. Er zijn vrouwen die onder miserabele omstandigheden leven, waar we niets aan doen. Homo’s die zelfmoord plegen omdat ze denken dat God hen haat. Maar het aanvallen van de islam, alsof alle moslims tot één fundamentalistische godsdienst behoren, heeft een veel hogere prijs. Als mensen zich onveilig en onwelkom voelen, zullen ze zich steeds meer terugtrekken in hun eigen groep. Daarom is het geen goed idee om bijvoorbeeld af te geven op de arme moslims in de Parijse banlieues.

“Als je met islamitische geestelijken praat, moet je niet doen alsof hun ideeën in orde zijn, je moet duidelijk maken wat je denkt. Maar je moet ook zeggen dat je de vrijheid van godsdienst en geweten belangrijk vindt, en het respect voor andere gemeenschappen. Als je dat doet, zal het tegendeel gebeuren van wat rechts vreest. Dan gebeurt er wat er gebeurde bij de moslimprofessionals die ik in de trein zag: ze vonden het homohuwelijk verkeerd, maar accepteerden het, omdat ze zich respectvol behandeld voelden door de Amerikaanse samenleving.”

Volgens critici is fundamentalisme het ware gezicht van de islam.

“Dat is een belachelijke opvatting. Fundamentalisme is een uitvinding van de twintigste eeuw, als reactie op de moderniteit. Wie dat zegt, geeft de fundamentalisten gelijk, die ook zeggen dat er maar één islam is.”

Appiah is kritisch over alle identiteitsbewegingen, ook die van links, zoals de bewegingen voor zwarten of homo’s. “Ik vind dat je identiteit licht moet dragen, maar sommige van die bewegingen zijn zwaar. Ze trekken mensen in een identiteit waar ze helemaal geen zin in hebben. Ik heb er geen bezwaar tegen als mensen in een homo-enclave in de stad willen wonen, maar zelf wil ik dat niet. Ik voel me aangetrokken tot mannen, maar de laatste dertig jaar slechts tot één man, Henry. Henry is een groot feit in mijn leven, niet mijn homoseksualiteit”, zegt hij.

“Laten we mensen niet in categorieën persen. Er zijn alleen al zo veel verschillende manieren om zwart te zijn.” Zwarte mannen lopen vaak op een typische, swingende manier die op straat heel cool kan zijn. Maar als zwarte artsen dat zouden doen, zouden hun patiënten toch vreemd opkijken. “Maar ik geef toe: het is gemakkelijk om ontspannen over je identiteit te zijn als je bevoorrecht en welgesteld bent.”

Appiah heeft zijn hele leven doorgebracht in een bovenlaag. Zijn vader, Joe Appiah, was een medestander van de eerste president van het onafhankelijke Ghana, Kwame Nkrumah. Toen in 1970 de Ghanese koning stierf, werd hij opgevolgd door een man die Appiah kende als oom Matthew. Zijn moeder, kinderboekenschrijver Peggy Cripps, was de dochter van Sir Stafford Cripps, minister in het naoorlogse Labour-kabinet van Clement Attlee. Tegenwoordig woont hij met Henry Finder, lid van de hoofdredactie van The New Yorker, in de duurste wijk van New York, met een mediane huizenprijs van zo’n 4 miljoen euro. 

Zo’n comfortabele kosmopoliet heeft gemakkelijk praten, zeggen zijn critici. Voor een arme witte man in de Appalachen ziet de wereld er heel anders uit. Appiah is zich ervan bewust. Meermalen benadrukt hij hoe geprivilegieerd hij is, hoeveel moeilijker andere mensen het hebben.

Identiteitsdenken is een reactie op een wereld die onzekerheid produceert. Wat betekent de natiestaat in een tijdperk van mondialisering? Wordt de nationale cultuur bedreigd door immigratie? Identiteit is hiërarchie, schrijft Appiah. Minderheden eisen hun plaats op, meerderheden willen laten zien wie de baas is. “Identiteit kan geruststelling verschaffen. We zijn onder elkaar, we begrijpen elkaar, we kunnen samen dingen doen”, zegt hij.

In een onherroepelijk diverse samenleving leidt het hameren op identiteit echter tot polarisatie en conflict. Dat stelt de liberale democratie voor een enorme uitdaging, schrijft Appiah. Om de sociale cohesie te bewaren, moet zij een bestuurlijk credo vinden dat “krachtig genoeg is om betekenis te geven aan burgerschap en flexibel genoeg om gedeeld te worden door mensen met verschillende religieuze en etnische bindingen”. Tegenover het romantische ‘Eén Volk!’ van de nationalisten klinkt het ‘volkslied van de liberale staat’ wat zwakjes, aldus Appiah: “Wij komen er wel uit.”

Kwame Anthony Appiah.Beeld Amy Lombard

Is de pragmatiek van het liberalisme wel bestand tegen de romantiek van het nationalisme?

“Het resultaat van het liberalisme is opwindend. Kijk hier om je heen, in New York. Een stad met ongelooflijk veel verschillende soorten muziek, een ongelooflijke rijkdom aan religieuze tradities, een geweldig kunstleven, geweldige restaurants. That’s kind of cool. Mijn hoop komt voort uit het feit dat ik in deze stad woon.”

Maar heeft het kosmopolitisme nog een overtuigend verhaal?

“Door de eigenaardigheden in ons kiessysteem is Donald Trump president geworden, hoewel hij drie miljoen stemmen minder haalde dan Hillary Clinton. Maar uit peilingen blijkt dat een grote meerderheid van de Amerikanen nog steeds vindt dat immigratie een goede zaak voor het land is, dat Amerika geen christelijke natie is, dat het inreisverbod voor moslims verkeerd was. Een meerderheid van de bevolking is nog altijd kosmopolitisch. Wel is er een groep, zo’n 30 procent, met een heel beperkte visie op de real American als wit, christelijk en conservatief. De kunst is om een wereld te creëren waar zowel deze mensen als de kosmopolitischer Amerikanen gelukkig zijn.”

De grote vraag is natuurlijk: hoe?

“In de eerste plaats door met elkaar te praten. Kosmopolieten en nationalisten moeten een deal sluiten. Als mensen welvarend zijn en vertrouwen in de toekomst hebben, dragen ze hun identiteit ook lichter. In South-Dakota willen veel mensen helemaal niet in een kosmopolitische samenleving leven. We moeten ervoor zorgen dat ze gelukkig zijn. Als dat betekent dat we moeten investeren in de economie van South-Dakota, ben ik daar helemaal voor. Dat gebeurt trouwens al, dat is een van de ironische kanten van de huidige situatie. De gebieden die het meest voor Trump zijn, krijgen het meeste federale belastinggeld, afkomstig uit steden als New York. We subsidiëren hun manier van leven al.”

Het debat over identiteit draait toch niet om geld? Bij ons lopen discussies soms hoog op over Zwarte Piet en de boerka. Moeten we niet tot een gezamenlijk kader komen, een minimum van normen en waarden die elke burger moet onderschrijven? 

“Ja, dat hebben we nodig. Iedereen moet zich houden aan de vrijheid van religie, persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, een basaal respect voor de rechten van andere partijen.”

Moeten westerse waarden uiteindelijk leidend zijn?

“Ik vind het concept van de westerse beschaving helemaal niet nuttig. Het Westen is ook Hitler, Mussolini, de Honderdjarige Oorlog tussen katholieken en protestanten. Praten over westerse beschaving maakt zelfgenoegzaam en chauvinistisch. Vooral als je denkt dat de westerse beschaving deel uitmaakt van onze essentie, en niet van die van andere mensen.

“In de Amerikaanse alt-rightbeweging heb je mensen die trots zijn op zichzelf omdat Shakespeare wit was. Door Shakespeare voelen ze zich onderdeel van een rijke cultuur, terwijl veel van die mensen praktisch analfabeet zijn. Mijn vader heeft in Ghana in de gevangenis gezeten omdat hij voor vrijheid vocht. Hij wilde maar één boek hebben: de verzamelde werken van Shakespeare. De gevangenisdirecteur zei: nee, Shakespeare is een bekende Britse oproerkraaier. Toen vroeg mijn vader de gevangenisarts een recept voor Shakespeare uit te schrijven voor zijn geestelijke gezondheid. Zo heeft hij Shakespeare op voorschrift gelezen.”

Moet je dan ook het recht erkennen van mensen die zeggen: wij willen in een witte wereld leven?

“Ja, dat zou moeten kunnen. Al blijft het natuurlijk illegaal om zwarten te verbieden in een witte buurt een huis te huren of te kopen.”

Kwame Anthony Appiah, De leugens die ons binden, Pluim; 335 pagina’s; 24,99 euro. Vertaald door Maarten Polman.