Een schakeljaar in het secundair onderwijs veegt studievertraging onder ander tapijt weg

Het plan van Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) om een schakeljaar te plakken aan het aso-traject (algemeen secundair onderwijs) is zeker niet slecht. Maar dat zal enkel de problemen rond studieoriëntering en vertraging overhevelen van het hoger onderwijs naar het secundair. In wezen blijft de studievertraging bestaan, ze wordt enkel onder een ander tapijt weggeveegd.

opinie
Henricus Cornelis "Maarten" Vrenken
Leerkracht secundair 3e graad

Er is meer behoefte aan vroegere en degelijke studieoriëntering binnen het secundair onderwijs. Dat is ook in de modernisering van het secundair onderwijs opgenomen in de vorm van de acht leerdomeinen in de tweede en derde graad. De indeling van het onderwijs in specifieke profielen zal daarmee in de komende zes jaar studenten ontwikkelen, die vakinhoudelijk en thematisch beter voorbereid zijn op de vervolgstudies. Het is dan aan de hogere onderwijsinstellingen om aan te geven welk leerdomein een leerling acht te volgen om aan een specifieke studie te mogen deelnemen.

Als het ministerie meer geld vrijmaakt, laat dat dan alsjeblieft voor die begeleiding worden gebruikt.

Die maatregel, aangevuld met een betere studiekeuze­begeleiding vanaf de tweede graad in het secundair onderwijs, lijkt mij al voldoende om een goede afgewogen keuze te kunnen maken op je 18e levensjaar. Als het ministerie meer geld vrijmaakt, laat dat dan alsjeblieft voor die begeleiding worden gebruikt.

Het moet van twee kanten komen

Het voelt echter alsof het probleem weer enkel op de studenten en het secundair onderwijs wordt afgeschoven, terwijl we ook met structurele tekortkomingen te kampen hebben. Slechts 11 procent van de beginnende bachelorstudenten aan de KU Leuven slaagt volledig voor het eerste leerjaar, zoals destijds werd beschreven door mevrouw Baelmans, de vicerector onderwijsbeleid. Dan moeten er ook andere oorzaken aan de basis liggen van dit probleem. Ten slotte, 75 procent van studenten behaalt na vijf jaar wel degelijk een bachelordiploma, hoewel wellicht niet in dezelfde richting.

Universiteiten worden voor meer uitdagingen geplaatst, waarop zij zich niet afdoende hebben voorbereid. Nu komen ze bedrogen uit.

Vandaag de dag stroomt gewoonweg een groter en diverser leerlingen­publiek door naar het hoger onderwijs dan pakweg vijftig of tachtig jaar geleden. In het verleden konden studenten zonder problemen zo lang studeren als het nodig was, omdat ouders volledig opdraaiden voor de opleiding van hun kroost. Dit betekende in de praktijk dat voornamelijk de gegoede burgerij kon studeren, wier ouders eveneens een hogere opleiding hadden gevolgd.  

Nu zien we, dankzij subsidiëring vanuit de overheid, een veel rijkere diversiteit binnen die groeiende studentenpopulatie op het gebied van socio-economische, cognitieve en culturele kenmerken. We staan in Europa zelfs op plaats twee qua grootte van die studentenpopulatie wat betreft de pupil-teacher ratio (verhouding tussen aantal studenten en academisch personeel, red.) volgens Eurostat. De groepen worden dus groter en plaatsen de universiteiten voor meer uitdagingen. Waarop zij zich niet afdoende hebben voorbereid. Nu komen ze bedrogen uit.

Zo kan het dat een beginnende bachelorstudent in een collegezaal gepropt wordt met een tweehonderdtal collega’s, waarna een professor zijn hoorcollege doceert. Dat is gewoonweg niet meer van deze tijd. 

Zo is over diezelfde periode de lesmethode, voornamelijk aan de universiteit, weinig veranderd met de huidige ontwikkelingen op het gebied van leerstijlen en andere pedagogische of didactische ideeën. Zo kan het bij het volgen van een hogere opleiding, dat een beginnende bachelorstudent nog regelmatig in een collegezaal gepropt wordt met een tweehonderdtal collega’s, waarna een professor zijn hoorcollege doceert, twee tot soms wel vier uur lang. Dat is gewoonweg niet meer van deze tijd. Het prikkelt niet, en leerlingen zijn niet actief bezig met de leerstof. 

Er rijzen bij mij ook andere vragen:

  • hoeveel procent van het academisch personeel heeft een lerarenopleiding gevolgd en een pedagogische-bekwaamheidsbewijs in handen;
  • spelen de hogere onderwijsinstellingen voldoende in op de leerbehoeftes en leerstijlen van hun studenten;
  • zouden de slaagkansen van studenten vergroten als colleges interactiever zijn en hun volgers actiever met de lesstof laten omgaan;
  • bieden hogere onderwijsinstellingen genoeg cursussen of workshops aan om bepaalde hiaten in vaardigheden en kennis aan te vullen?

Dit zijn vragen die een kritische onderwijsinstelling in mijn ogen ter harte moet nemen en die mogelijk ook aan de basis liggen van het lage slaagpercentage in het eerste jaar. Zoals ik zeg, inspanningen moeten wel van twee kanten komen.

Het effect op de student zelf

Ik vrees ook voor het effect van de boodschap die hiermee aan toekomstige studenten wordt meegegeven. Blijkt hieruit geen gebrek aan vertrouwen vanuit het ministerie en het onderwijsveld in de keuze van deze jonge mensen? Door de druk nog meer op te voeren, nog meer niet-bindende proeven op te leggen en andere maatregelen en hindernissen op te werpen. Zal dit allemaal een averechts effect hebben op de toekomstige studentenpopulatie?

Het is belangrijk hen het gevoel te geven dat fouten maken, uitdagingen aangaan, een verkeerde oriëntatie maken niet als des duivels zal worden gezien. 

We mogen immers niet vergeten dat jongvolwassenen nog zeer onzekere mensen zijn. Het is belangrijk hen het gevoel te geven dat fouten maken, uitdagingen aangaan, een verkeerde oriëntatie maken niet als des duivels zal worden gezien. Dat wil zeggen, studenten hoeven zich niet dom te voelen wanneer er studievertraging optreedt. Wanneer die angst, als het zwaard van Damocles, boven hun studie blijft hangen, creëert dat geen veilige leeromgeving. 

Bovendien zal het ertoe bijdragen dat psychologische en mentale problemen gedurende de studieperiode zullen toenemen: van faalangst, tot depressie en burn-outs.  Op dit moment hebben leerlingen met psychologische, mentale, of leerproblemen, alsook langdurig zieken al een aanzienlijke kans dat zij extra tijd nodig zullen hebben om hun studies af te ronden. 

Laten we vooral studenten de ademruimte geven en de tijd gunnen om zichzelf te ontdekken. 

Iedere persoon ontwikkelt zich nu eenmaal in zijn eigen tempo. Bij de zelfontplooiing tot een volwassene moet een jongvolwassene kunnen experimenteren en fouten maken. Lange tijd gold die studieperiode in het hoger onderwijs als het moment om dit te kunnen doen. Laat hogere onderwijsinstellingen daarom beter inspelen op nieuwe leerbehoeften. Laat het secundair onderwijs een betere studieoriëntering en begeleiding aanvoeren. Maar laten we vooral studenten de ademruimte geven en de tijd gunnen om zichzelf te ontdekken. Het enige wat we verliezen is een beetje tijd en een beetje geld. Uiteindelijk, als alles is geprobeerd, mag er van mij een schakeljaar komen. 

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen