Direct naar artikelinhoud
Volksprotest

De protestparadox: nooit meer gedemonstreerd, nooit zo weinig effect

Een demonstratie in La Paz, Bolivia, vorige week.Beeld REUTERS

De wereldwijde golf van antiregeringsprotesten kreeg vorige week ogenschijnlijk een opsteker met het vertrek van de Boliviaanse president Evo Morales. Maar kijk verder, en vreedzame protesten blijken steeds minder effectief.

Omar al-Bashir in Soedan in april, Saad Hariri in Libanon in oktober, Evo Morales in Bolivia vorige week: wereldwijd hebben betogers de wind in de zeilen, lijkt het. Er zijn meer demonstraties dan op enig ander moment sinds de protestgolf in het Midden-Oosten aan het begin van dit decennium, en leiders wijken. 

Onderzoek van Harvard toont iets heel anders aan: geweldloze protesten zijn talrijker dan ooit, maar veel minder effectief. De mate van succes van grote, niet-gewelddadige bewegingen gericht op een politieke omwenteling is gedaald van 70 procent in 1999 naar 30 procent nu (zie kader onderaan). 

“We zijn terug op het niveau van de jaren veertig en vijftig”, zegt socioloog Jonathan Pinckney. Hij werkte mee aan het dataonderzoek dat ten grondslag ligt aan de Harvard-publicatie, en promoveerde op onderzoek naar niet-gewelddadige opstanden. “De exacte oorzaken weten we nog niet, maar we hebben wel een aantal indicaties.”

Heeft demonstreren nog wel zin? De protestbeweging anno 2019 ontleed in drie lessen.

#Trending is hot

Wie vóór de eeuwwisseling weleens op de barricaden heeft gestaan, weet dat je daar een dagtaak aan had. Mensen mobiliseren per telefoon of in levenden lijve, afspraken maken over doelen en tactieken, vervoer organiseren, betogers motiveren voor een volgende demonstratie en uiteindelijk – hopelijk – onderhandelen met de machthebber. Het is heel wat anders dan een hashtag op Twitter en Facebook zetten en kijken wat er gebeurt.

“Sociale media en andere technologie hebben het veel makkelijker gemaakt om snel mensen te enthousiasmeren voor een evenement, maar dat is iets anders dan een sterke, duurzame beweging oprichten”, stelt Pinckney. “De mars voor burgerrechten naar Washington in 1963 vergde jaren van organisatie, talloze groeperingen sloten zich aan. Het resultaat was een veerkrachtige beweging met een achterban, infrastructuur en een strategie. Vergelijk dat met de vrouwenmars naar Washington na de verkiezing van president Donald Trump. Een tot dan toe onbekende organisatie kreeg in enkele maanden (wereldwijd) miljoenen mensen op de been.”

De vraag is of die volhouden als de overheid hard optreedt, als tussen de betogers onenigheid ontstaat, als de regering beloften doet die later loos blijken of propaganda verspreidt. Bovendien kan een protestbeweging zonder degelijke interne organisatie wel kabaal maken, maar dat vervolgens omzetten in politiek gewin wordt moeilijker. “Natuurlijk maakt een snel opgekomen grote protestbeweging indruk. Maar als politici weten dat er geen organisatie achter zit met de kracht om op lange termijn te volharden, kunnen ze besluiten te wachten tot het overwaait.”

Ook dictators leren bij

Als de Syrische veiligheidsdienst begin 2011 de weg had geweten op sociale media, dan had oppositieactivist ‘Mahmoud’ het daglicht nooit meer gezien. Daags nadat hij werd opgepakt en weer vrijgelaten in april van dat jaar, krap een maand na het begin van de toen nog geweldloze Syrische protesten, gniffelde hij erom in een Libanees café: “Ik werd ondervraagd door de veiligheidsdienst, en die gasten vroegen steeds: ‘Waar is je Facebook? Geef me je Facebook!’”

Autoritaire regimes wapenden zich vroeger vooral tegen staatsgrepen. Burgerprotesten waren niet de grootste dreiging. En als ze er toch waren, sloeg je ze uit elkaar.

Maar in de nasleep van de vele ‘kleurenrevoluties’ in voormalige Sovjet-staten (roze in Georgië in 2003, oranje in Oekraïne in 2004, tulpen in Kirgizië in 2005) en het Midden-Oosten (Libanon in 2005, Iran in 2009) werden die regimes wakker. Voor een nieuwe dreiging en voor een nieuwe manier om ze te ontmantelen. De eerste protesten binnen wat toen nog de Arabische Lente heette, onderstreepten de noodzaak daarvan. 

Sinds 2011 hebben ze behoorlijk bijgeleerd in Syrië. En in Egypte, Hongkong, Chili, Irak, Rusland, China, Libanon: zo snel als tegenstanders van een regime betogers op de been krijgen door ze via sociale media te organiseren, zo snel identificeren de veiligheidsdiensten nu wie de aanjagers van die protesten zijn. En – afhankelijk van het soort regime – hoe je die zwartmaakt, arresteert, vermoordt of doet verdwijnen. 

Traangassalvo’s in Hongkong.Beeld Photo News

Of bewegingen infiltreert met onlinepropagandisten of ‘trollen’, om verdeeldheid te zaaien, desinformatie te verspreiden, of de regie over bewegingen te kapen en ze vervolgens gestaag onschadelijk te maken. Bijkomend voordeel: het valt minder op dan het vuur openen op een betoging, en dat betekent minder risico op een reactie van de internationale gemeenschap.

Een tegenbeweging krijgt alweer vorm. Demonstratieorganisatoren verhuizen van Facebook en Twitter naar de versleutelde communicatie-apps WhatsApp, Signal en Telegram – populair nu in Hongkong. Daar kunnen regeringen moeilijker of helemaal niet meelezen. Autoritaire regimes proberen die apps op hun beurt op zwart te zetten.

Dictatuur komt vaker via de achterdeur

Autoritaire regeringen komen steeds vaker via de achterdeur: geen bataljon militairen dat ’s nachts de president van zijn bed licht, maar een druppelsgewijs uithollen van de democratie. Kijk naar Polen of Turkije, waar regeringen via de stembus in het zadel komen maar vervolgens gaan sleutelen aan de grondwet en tegenstanders de weg naar de democratische macht versperren. Door ze op te sluiten, door rechtbanken onder druk te zetten, of – zoals Ruslands president Vladimir Poetin – door heen en weer te hoppen van president naar premier en zo eindeloos regeertermijnen aan elkaar vast te knopen.

Die softe dictatuur is een relatief nieuwe en subtiele formule. Het duurt even voordat tegenstanders in de gaten krijgen dat hun recht om mee te beslissen wordt uitgewist. Dat gebeurt nu: democratische manieren om verandering te bewerkstelligen – stemmen, lobbyen, een partij oprichten – blijken steeds minder te werken, omdat leiders democratische instituties hebben uitgekleed. Massale straatprotesten zijn dan een alternatief.

“Wat we nu zien, is een serie reacties op het langzaam desintegreren van democratieën”, zegt Pinckney. Daar is doorgaans wel een katalyserende gebeurtenis voor nodig: in Bolivia was het verkiezingsfraude, in Libanon (waar de premier aftrad maar de president nog zit) een nieuwe belasting, in Soedan een verdrievoudiging van de broodprijs. En in alledrie die landen beschermde het leger in meer of mindere mate betogers tegen aanvallen door veiligheidstroepen of regeringsgezinde militanten. 

Want een protestbeweging mag nog zo indrukwekkend zijn, een gewapend handje hulp is vaak nodig voor het laatste zetje. En dat is meteen ook het risico; voor je het weet, worden behulpzame militairen zelf de nieuwe machthebbers. Treffend voorbeeld is Egypte, waar veldmaarschalk en president Abdel-Fattah al-Sisi geldt als Mubarak 2.0: wreder dan zijn voorganger, en een stuk handiger met sociale media.

De geest van de gele hesjes leeft in Toulouse

Een jaar na de stormachtige opkomst van de gele hesjes leeft de geest der revolutie voort op talloze rotonden en pleinen. Vlak bij Toulouse vinden ze dat je radicaal moet blijven, ‘anders besta je niet’. Belofte: op 5 december leggen ze weer het hele land plat.

De opstand in Hongkong lijkt na een half jaar van protest een nieuwe fase in te gaan. Demonstranten grijpen naar stenen en molotovcocktails. Ook hebben ze een universiteitscampus bezet. “Dit zal eindigen in bloed. Veel bloed.”

Onderzoeksmethodiek

De Harvard-paper uit 2017, geschreven door de gerenommeerde politicoloog Erica Chenoweth, is gebaseerd op een literatuurstudie van beschikbare informatie over 472 ‘perioden van ingrijpend conflict’ tussen 1940 en 2016, waarvan er 235 werden gekwalificeerd als ‘gewelddadig’ en 237 als ‘niet-gewelddadig’. 

Die laatste categorie betekent dat het geen gewapende opstand is, en dat de meeste betogers geen geweld gebruiken. Hongkong nu zou geclassificeerd worden als ‘niet-gewelddadig’. 

De onderzoekers keken naar protesten waarbij minimaal duizend deelnemers een week of langer de straten opgaan en maximale verandering eisten. Meestal was dat het aftreden van de regering, soms ging het om een einde aan de militaire bezetting door een ander land, soms om een afscheiding. ‘Succes’ betekent dat de door hen gewenste verandering binnen een jaar werd doorgevoerd.

Professor Dieter Rucht van het Duitse Instituut voor Protest- en Bewegingsonderzoek en professor Tom Postmes, hoogleraar sociale psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen, zetten wel enkele vraagtekens bij de methodiek. Postmes vindt de steekproef te klein en de resultaten slecht verifieerbaar. De Duitse hoogleraar Rucht vindt dat Chenoweth verandering te vaak toeschrijft aan ‘niet-gewelddadig’ protest, terwijl er ook gewelddadigheden mee gepaard gingen. “Als je anders codeert, dan krijg je heem andere cijfers”, aldus Rucht.

Beide professoren beamen wel dat geweldloze protesten sinds 2010 talrijker zijn en minder effect lijken te sorteren. De redenen die Chenoweth en Pinckney daarvoor aanvoeren, zijn ‘plausibel’, aldus Postmes, maar meer onderzoek is gewenst.