Nederland in de ban van de ‘toeslagenaffaire’: ‘Het vertrouwen in de overheid is bij heel veel mensen onder nul gezakt’

© Getty Images
Linda A. Thompson Freelancejournaliste

De Nederlandse Belastingdienst heeft de afgelopen jaren duizenden ouders onterecht als fraudeur met toeslagen voor kinderopvang beschouwd. Ook al werden enkele ouders al gecompenseerd, toch is het einde van de zaak nog niet in zicht. ‘De Belastingdienst had de toeslagen nooit mogen stopzetten.’

Eva Gonzalez Perez had snel door dat iets niet klopte. Tientallen ouders waren in 2014 naar de Eindhovense advocate gestapt met brieven van de Nederlandse Belastingdienst in de hand. Daarin stond steeds hetzelfde: de ouders werden verdacht van fraude, de tegemoetkoming die ze van de overheid hadden ontvangen voor de kosten van kinderopvang zou worden stopgezet en ze zouden de subsidies die ze tussen 2012 en 2014 hadden gekregen zo snel mogelijk moeten terugbetalen aan de staat.

Volgens Perez hadden de ambtenaren de overheidstegemoetkoming echter moeten opschorten in plaats van ze meteen helemaal stop te zetten. ‘Eigenlijk wordt hier een stapje overgeslagen’, dacht ze. ‘Dat vond ik opvallend.’

Perez besloot de ouders bij te staan. Door de juridische procedure die ze aanspande – en won – tegen de Nederlandse belastingdienst kwam aan het licht dat de overheidsinstelling zo’n 300 gezinnen die waren aangesloten bij een Eindhovens onthaalouderbureau, jarenlang onterecht als fraudeurs had vervolgd en daarbij meerdere wetten en regels had geschonden. De eigenaar van dat Eindhovense onthaalouderbureau is Perez’ echtgenoot, waardoor tientallen van de gedupeerde ouders al snel bij haar kwamen aankloppen voor raad.

In Nederland kunnen ouders die voltijds, deeltijds of op zelfstandige basis werken een financiële tegemoetkoming ontvangen van de overheid als hun kind naar een geregistreerde opvang gaat. Dat kan om duizenden euro’s per kind per jaar gaan. Veel van de gedupeerde ouders kwamen dan ook snel in zwaar weer terecht door de terugvorderingen. Omdat ze door de stopzettingen niet langer voldoende geld hadden om voor de opvang te betalen, besloten sommige ouders hun baan op te zeggen en thuis te blijven om zelf voor hun kinderen te zorgen, vertelt Perez. Andere gezinnen gingen kleiner wonen om de subsidiebedragen te kunnen terugstorten, bij nog anderen werd beslag gelegd op hun loon waardoor de families al gauw op hun tandvlees kwamen te zitten.

Perez benadrukt dat de ouders nota bene een gemiddeld of net boven gemiddeld inkomen hadden. ‘Dit zijn geen zielige mensen. Het zijn ouders die in het leven staan en gewoon allebei werken’, dixit Perez. Tussen haar cliënten zat bijvoorbeeld iemand die directeur was van een basisschool. Iemand anders werkte voor het Openbaar Ministerie. ‘Het zijn hardwerkende mensen die geraakt zijn en die geblokkeerd zijn op allerlei mogelijk manieren.’

Vertrouwen onder nul

Een onafhankelijke rapport over de CAF-11-zaak – een verwijzing naar de naam van het fraudeteam dat de onderzoeken leidde – kwam in november vorig jaar tot een gelijkaardige conclusie. ‘Het was een ‘zero tolerance‘-wijze van onderzoek waarbij ouders, gegeven de wetgeving, het beleid en de aanpak, vrijwel geen kans hadden om aan een negatieve beoordeling te ontsnappen’, schreef de commissie die door de Nederlandse regering werd aangesteld om een compensatieregeling uit te dokteren voor de gedupeerde ouders.

Het rapport adviseerde een snelle en ruimhartige compensatie aan de gezinnen, maar ook een publieke erkenning van het leed dat hen werd aangedaan, namelijk: ‘dat zij ten onrechte als fraudeur zijn behandeld, zonder mogelijkheid om zich daaraan te onttrekken of daartegen te verweren.’

Intussen werden 270 ouders in de CAF-11-zaak gecompenseerd (de meesten onder hen kregen een bedrag rond 20.000 euro), maar het is onduidelijk of die schadeloosstelling zal volstaan om het vertrouwen in de Nederlandse Belastingdienst te herstellen. ‘Doordat de overheid tijdens die periode is doorgeslagen en iedereen gewoon een stempel van fraudeur had, is het vertrouwen in de overheid bij heel veel mensen onder nul gezakt’, vertelt Perez.

De zaak heeft het hele land op zijn grondvesten doen daveren en kort voor de kerstvakantie eiste de affaire zijn eerste politieke slachtoffer: staatssecretaris voor Financiën Menno Snel, in wiens beleidsportefeuille de Belastingdienst zit, besloot af te treden na groeiende onvrede over hoe hij de affaire tot dan toe had afgewikkeld. Vorige week raakte bovendien bekend dat ook de hoogste baas van de Belastingdienst, directeur-generaal Jaap Uijlenbroek, moest vertrekken.

Belastingtelefoon bezet

Daarmee is het einde van de zaak nog niet in zicht. Er zijn aanwijzingen dat de Nederlandse Belastingdienst duizenden andere ouders op dezelfde manier heeft behandeld als de CAF-11-gezinnen. ‘Er zijn nu twee onderzoeken gaande naar de omvang en het is zeer waarschijnlijk dat nader onderzoek nodig zal zijn. De CAF-11-ouders zijn schadeloos gesteld, maar we weten nog niet hoe groot het voor de anderen is’, zegt Pieter Omtzigt, een Nederlands parlementslid dat zich net als Perez jaren geleden al vastbeet in de affaire.

Voor Omtzigt heeft de affaire de discrepantie blootgelegd tussen de afhandeling van geschillen tussen de Belastingdienst en burgers enerzijds, en de Belastingdienst en ondernemingen anderzijds. ‘Het is voor grote bedrijven gemakkelijk om contact te krijgen met de belastingdienst, rechtszekerheid te verkrijgen door middel van een ruling en meer’, vertelt hij. ‘Maar gewone burgers en kleine bedrijven zitten met de Belastingtelefoon.’ Dat is het nummer waar Nederlanders met vragen over belastingen naar kunnen bellen. Maar die lijn wordt al maanden overstelpt door telefoontjes van bezorgde ouders waardoor het soms erg moeilijk is om iemand te pakken te krijgen.

Toen voormalig staatssecretaris Menno Snel tijdens een beladen, emotioneel debat in december gezinnen met vragen aanraadde te bellen naar de Belastingtelefoon, volgde dan ook hoongelach van de vele gedupeerde ouders die in de tribune van het Nederlandse parlement zaten – een tenenkrommend moment dat blootlegde dat Snel de situatie van de ouders slecht had gevat.

De zaak heeft ook aan het licht gebracht dat Nederlandse burgers er niet op kunnen vertrouwen dat de Belastingdienst zich netjes aan de regels houdt, zegt Omtzigt. ‘Ze had de toeslagen nooit mogen stopzetten. Ze had ze wel mogen opschorten. Ze had binnen zes weken een besluit moeten nemen op bezwaar – dat duurde soms twee jaar en al die tijd konden mensen niets doen – en ze had gewoon de stukken aan de mensen moeten geven’, zegt hij.

In plaats daarvan kregen de gedupeerde ouders zwartgelakte documenten waardoor ze nog altijd geen idee hadden waarom ze werden beschuldigd van fraude.

Intussen heeft de affaire er ook toe geleid dat de Autoriteit Persoonsgegevens, de Nederlandse privacywaakhond, een onderzoek is gestart naar mogelijk etnisch profileren door de Belastingdienst. Er zijn aanwijzingen dat ambtenaren de tweede nationaliteit van ouders in de CAF-11-zaak bijhielden en als selectiecriterium gebruikten in de fraudeonderzoeken. Het onthaalouderbureau Dadim trekt ook veel ouders van buitenlandse afkomst aan. Net als in veel andere EU-landen mag de overheid in Nederland – met een paar wettelijke uitzonderingen – geen ras- en nationaliteitsgegevens gegevens van burgers bijhouden of verwerken.

Ook in België mogelijk?

Zou zoiets zoals de CAF-11-zaak ook bij ons kunnen gebeuren? ‘In eerste instantie zeker niet van die grootteorde’, zegt Yves Coemans van de Gezinsbond, een vzw die de belangen behartigt van gezinnen in Vlaanderen en Brussel. ‘Onze Vlaamse, Brusselse of Waalse kinderopvang worden grotendeels rechtstreeks gesubsidieerd’, zegt hij. Ouders betalen met andere woorden niet de werkelijke kostprijs van kinderopvang omdat de overheid bijpast.In Nederland is dat wel het geval. Daarom ging het daar ook om veel grotere bedragen. Er bestaan in België wel overheidstegemoetkomingen voor de kosten van kinderopvang – onder andere een federale belastingvermindering – maar daarbij gaat het om maximale bedragen van zo’n 1600 euro per kind per jaar.

Daarnaast bieden Belgische procedures bij onterechte vermoedens van fraude heel wat mogelijkheden tot rechtzetting en ligt – simpel gezegd – het voordeel van de twijfel bij de belastingbetaler. ‘Als je in België een aangifte tijdig indient, moet de fiscus bewijzen dat uw aangifte niet correct is. In de CAF-11-zaak werd de bewijslast ineens bij de ouders gelegd. Zij moesten bewijzen dat het wel correct was’, legt hij uit. ‘Het grote probleem in Nederland was dat een hele groep gezinnen niet alleen werd beschuldigd van fraude, maar in één keer ook werd gestraft.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content