Vervoort begrijpt het verzet van Weyts tegen schoolcontracten niet

Brussels minister-president Rudi Vervoort (PS)

Brussels minister-president Rudi Vervoort begrijpt de kritiek van de Vlaamse regering, en minister van Onderwijs Ben Weyts in het bijzonder, op de Brusselse schoolcontracten niet. De Vlaamse regering is naar het Grondwettelijk Hof gestapt tegen de ordonnantie.

‘We zijn verbaasd en begrijpen het probleem niet. Het gaat hier niet over onderwijs maar over een instrument van stadsvernieuwing gericht op betere stedelijke integratie, zodat inwoners van buurten met weinig of geen groene ruimten of publieke ruimten de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan diverse activiteiten buiten de schooluren. Dit is zeer duidelijk een bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat bevestigt ook de Raad van State’, aldus de Brusselse regeringsleider.

Met de schoolcontracten ondersteunt het Brussels Gewest scholen om hun deuren na de schooluren open te stellen voor bewoners en verenigingen uit de buurt. Maar de Vlaamse regering ziet daarin een bevoegdheidsoverschrijding. Met de projecten komt Brussel op het terrein van de Vlaamse gemeenschapsbevoegdheid voor onderwijs, is de redenering. Daarom besliste Vlaanderen naar het Grondwettelijk Hof te stappen. Volgens Weyts is het advies van de Raad van State is zo klaar als een klontje. ‘Dit is onwettig als de pest’, zei de N-VA-minister in het Vlaams Parlement.

Maar dat wordt door de Brusselse regering met klem ontkend. In haar advies over de ordonnantie heeft de Raad van State volgens Vervoort bevestigd dat de ordonnantie grotendeels onder de bevoegdheid van het Brussels Gewest valt. Het schoolcontract is immers een stedelijk revitaliseringsprogramma dat gericht is op herinvestering in de schoolomgeving om de gezelligheid en veiligheid te waarborgen en de school open te stellen voor de buurt.

De Raad had drie opmerkingen op de tekst, maar die zijn door de Brusselse regering verwerkt in de uiteindelijke versie van de ordonnantie. Zo wordt benadrukt dat de regeling niet slaat op de financiering van de schoolinfrastructuur, die onder de verantwoordelijkheid van de gemeenschappen valt, maar op een ‘gewestelijk programma voor stadsvernieuwing ter verbetering van de stedelijke integratie van scholen’, dat uitsluitend gericht is op de financiering van openbare voorzieningen of operaties voor de herkwalificatie van de openbare ruimte. De specifieke behandeling die het Gewest voorbehoudt aan scholen die voor de regeling van de ordonnantie in aanmerking komen, is gerechtvaardigd gezien de noodzaak om de beschikbare ruimte te bundelen in een krappe regionale ruimte die wordt gekenmerkt door de schaarste van de grond.

Om te vermijden dat men de indruk zou hebben dat de ordonnantie handelt over ‘culturele activiteiten’, spreekt de goedgekeurde tekst van ‘sociaal-economische acties ter bevordering van de sociale samenhang en de sociaal-professionele integratie’. Het verband met de gewestelijke bevoegdheden op het gebied van werkgelegenheid wordt voorts ook bevestigd.

Het derde en laatste punt van kritiek van de Raad op het ontwerp betrof het feit dat de ontwerptekst ‘eenzijdig de voorwaarden voor het beheer en de exploitatie van collectieve voorzieningen’ zou bepalen en ook ‘regels voor de toewijzing van collectieve voorzieningen in onderwijsinstellingen’ zou vaststellen. Ook hier zijn verduidelijkingen aangebracht. Het algemene schema van het systeem van ‘schoolcontracten’ houdt in dat alle betrokken partijen bij de uitwerking en uitvoering ervan worden betrokken, luidt het.

Partner Content