Direct naar artikelinhoud
Midden-Oosten

Een Israëli en een Palestijn pleiten samen voor wederzijds begrip: ‘Het is niet ons lot om elkaar dood te maken’

Rami Elhanan, rechts, en Bassam Aramin.Beeld AP

De een is Israëli, de ander Palestijn. Allebei verloren ze een dochter door geweld van de andere partij. Nu werken Rami Elhanan en Bassam Aramin samen aan wederzijds begrip. ‘We moeten een manier vinden om het land te delen.’ 

Meteen na binnenkomst in het kantoor van Bassam Aramin en Rami Elhanan in Beit Jala, een Palestijns stadje op de Westelijke Jordaanoever, is duidelijk hoe de verhoudingen liggen. We praten over wat er gebeurt als je een van hun namen googlet: dan verschijnt automatisch ook de andere. “Jaaa”, zegt Aramin onderkoeld, “als je mij zoekt, vind je hem. Als je hem zoekt, vind je mij.” Ze schieten in de lach. “We zijn broers”, zegt Elhanan.

In elke andere context zouden deze teksten misschien wat sentimenteel aandoen, maar hier ligt dat anders. Elhanan (70) is een Israëli, Aramin (51) een Palestijn. Beiden verloren een dochter door geweld van de andere partij. Elhanans dochter kwam om bij een Palestijnse zelfmoordaanslag, Aramins dochter door een rubberkogel uit een Israëlisch geweer. Sinds 2005 zijn ze bevriend en werken ze samen aan een niet-gewelddadige oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict.

Ze doen dat vanuit de Parents Circle Families Forum, de organisatie die ze samen leiden, bestaand uit meer dan zeshonderd Israëlische en Palestijnse families die een kind hebben verloren in de strijd. “Wij zijn de enige organisatie in de wereld die niet de wens heeft nieuwe leden te verwelkomen”, staat er op de homepage. De gedachte achter de Parents Circle is dat leden als geen ander recht van spreken hebben als ze zeggen: stop het geweld, praat met elkaar.

De Parents Circle houdt in Israël en de Palestijnse gebieden ‘dialoogbijeenkomsten’ op middelbare scholen, in zaaltjes en huiskamers. “We willen laten zien dat we niet gedoemd zijn op de huidige weg voort te gaan”, zegt Elhanan. “Het is niet ons lot om elkaar dood te maken. De enige manier om dat te veranderen is door met elkaar te praten.”

Geliefd en verguisd

Hun werk én vriendschap hebben Elhanan en Aramin de nodige bekendheid opgeleverd. Ze verschijnen in binnen- en buitenlandse media en treden geregeld op voor gezelschappen, van vredesorganisaties tot clubs die gespecialiseerd zijn in traumaverwerking. De nieuwste mijlpaal is de roman die de Iers-Amerikaanse bestsellerauteur Colum McCann op hun levens baseerde, Apeirogon. Het boek verschijnt in februari, maar ze hebben gehoord dat de Amerikaanse regisseur Steven Spielberg nu al de filmrechten heeft gekocht.

Elhanan en Aramin roepen ook weerstand op. Eind vorig jaar hielden leerlingen en ouders van twee Israëlische middelbare scholen in Ganei Tikva en Nesher een bezoek van de Parents Circle tegen. Ze wilden geen ‘families van terroristen’ binnenlaten, oftewel de nabestaanden van omgekomen Palestijnen.

Bassam Aramin en Rami Elhanan.Beeld Oded Balilty / AP

Aramin en Elhanan blijven er vrij stoïcijns onder. Vanaf de oprichting in 1995 is er verzet tegen de Parents Circle en ze snappen waar dat vandaan komt. In beide samenlevingen heerst ‘veel pijn en woede’, zegt Elhanan, die heeft geleid tot ‘extreme gevoeligheid’. Eén ding is duidelijk: zij tweeën gaan door. “We willen mensen er een voor een van overtuigen dat we kunnen veranderen”, zegt Elhanan.

Wat moet hier precies veranderen?

Aramin, meteen: “De bezetting van de Palestijnen moet eindigen.”

Elhanan: “Het gaat om het simpele feit dat het ene volk de baas is over het andere, er is geen gelijkwaardigheid. Bezetting veroorzaakt verzet, verzet veroorzaakt onderdrukking, onderdrukking veroorzaakt terreur, terreur veroorzaakt contraterreur. We zitten in een geweldscyclus die nooit ophoudt en intussen zijn we bezig met de vraag: wie begon waarmee? Maar dat is niet de kwestie. We moeten geen muggen doodmaken, we moeten het moeras dempen.”

Jullie spreken je nooit uit over een politieke oplossing van het conflict, toch? Wij zijn geen politici, zeggen jullie.

Elhanan: “Tussen de rivier de Jordaan en de Middellandse Zee wonen zo’n twaalf miljoen mensen, die allemaal gelijke rechten zouden moeten hebben. Dat kunnen we regelen in één staat, in twee staten, in tienduizend staten, maar de manier waarop is niet heilig. Er is maar één woord voor welke oplossing dan ook: respect. Als we de ander respecteren zoals wijzelf gerespecteerd willen worden, is de rest een technische bijkomstigheid.”

Jullie hebben een hoopvolle boodschap, maar de grote vraag is: helpt die?

Elhanan: “Natuurlijk helpt die. Dingen blijven niet altijd zoals ze zijn. De Berlijnse Muur is gevallen. Het apartheidsregime in Zuid-Afrika is verdwenen. De Sovjet-Unie is in elkaar gestort. Dingen veranderen.”

Aramin: “Het gaat langzaam, maar er is vooruitgang. Anders waren we er allang mee gestopt.”

Als je het nieuws over Israël volgt, lijkt het alsof de tegenstellingen eerder groter dan kleiner worden.

Aramin: “Dat klopt, maar dat is ook het enige beeld dat de media presenteren. Een initiatief zoals dat van ons is vaak niet sexy genoeg.”

Is dat zo? Is het de schuld van de media?

Aramin (knikt): “Tegelijkertijd is het waar dat maar weinig mensen de andere groep vertrouwen. We ontmoeten elkaar alleen in het kader van ons conflict. We zien elkaar door de loop van onze wapens, dat is onze relatie.”

Daarom vraag ik: werkt jullie boodschap wel? De radicalisering neemt toe. Kijk alleen al naar het toenemende aantal fundamentalistische gelovigen aan beide kanten.

Elhanan: “Luister, het conflict is niet religieus. Nog niet. Op het moment dat het dat wordt, is dat het einde van ons allemaal. De meeste gelovigen kunnen namelijk geen compromissen sluiten.”

Geliefd en verguisd
Beeld AP

Je hoort steeds vaker zeggen dat het wel een religieus conflict is, ook buiten Israël.

Elhanan: “Hoe meer mensen in deze kwestie radicaliseren, hoe religieuzer ze worden. Weet je waarom? Wanneer je je gedrag niet meer rationeel kunt verklaren, gebruik je religie om het te rechtvaardigen. In werkelijkheid zijn we als twee kinderen die vechten om hetzelfde speelgoedautootje. Die auto, dat is het land, en we zullen een manier moeten vinden om het te delen. Doen we dat niet, dan delen we op een dag alleen nog de begraafplaatsen.”

Ook op politiek gebied nemen de tegenstellingen toe. In Gaza begon vorig jaar de Great March of Return, waarbij Palestijnen zijn doodgeschoten. Premier Netanyahu praatte eerder dit jaar openlijk over het annexeren van delen van de Westelijke Jordaanoever. Is dat niet teleurstellend voor jullie?

Elhanan: “Dat is de werkelijkheid waarin wij leven, zo is het nu eenmaal. Maar ik zal je een verhaal vertellen: een paar jaar geleden kwam er tijdens een grote vredesdemonstratie op het Rabin-plein in Tel Aviv een meisje naar me toe. Ze zei: ‘Ik wil dat je weet dat Bassam en jij de reden zijn dat ik hier vanavond ben.’ Meer heb ik niet nodig. Ik doe dit niet om direct resultaat te bereiken, maar ik weet wel dat we al veel mensen de ogen hebben geopend.”

Het onderkomen van de Parents Circle ligt aan de rand van Beit Jala, vanwaar de loop van de N60 goed te volgen is. De snelweg neemt twee bochten, net als de hoge barrière van beton en hekwerk die in de Palestijnse gebieden snijdt. De muur loopt ook vlak langs het Parents Circle-kantoor, aan de andere kant ligt de Israëlische nederzetting Har Gilo. Aan deze kant is het doodstil op straat. Het is zondag, in het overwegend christelijke Beit Jala duidelijk een rustdag.

In het kantoor, een woonhuis met eenvoudig bruin kantoormeubilair, lopen bezoekers in en uit. Elhanan komt  als de uitbundigste naar voren uit de gesprekken. Aramin praat zacht, bij hem moet je de emoties van het gezicht lezen, maar dat is niet moeilijk. Ondanks die verschillen delen ze veel. Ze vertellen er zo vaak over als ze kunnen, want het persoonlijke verhaal vormt de basis van hun werkwijze.

Rami Elhanan en Bassam Aramin bij de Israëlische muur in de Palestijnse gebieden. ‘In onze hoofden zijn muren ontstaan die sterker zijn dan die van beton.’Beeld Oded Balilty / AP

Rami Elhanan

Dat van Elhanan begint in 1973, toen hij als dienstplichtig militair in de Sinaï-woestijn verzeild raakte in de Jom Kipoer-oorlog, waarbij Arabische landen een verrassingsaanval op Israël uitvoerden. Een aantal van zijn beste vrienden kwam om. Hij hield er nachtmerries aan over en de cynische overtuiging dat hij nooit meer betrokken wilde zijn bij een politieke kwestie.

Elhanan werd grafisch ontwerper, hij trouwde en kreeg vier kinderen. Hij leefde in Jeruzalem een tamelijk gelukkig leven totdat hij in de middag van 4 september 1997 hoorde dat twee Palestijnen zich hadden opgeblazen in de Ben Yehudastraat, hartje Jeruzalem. Hij wist dat zijn 14-jarige dochter Smadar in die buurt schoolboeken aan het kopen was. Hij begon een zoektocht naar haar die eindigde in het mortuarium.

Elhanan voelde enorme woede, maar besefte al gauw dat hij zijn dochter niet terugkreeg door terug te slaan. Hij begon zich vragen te stellen: ben ik zelf ook verantwoordelijk voor de situatie die de moord op mijn dochter heeft veroorzaakt? Wat hebben mijn land en mijn geschiedenis ermee te maken? “Die Palestijnse jongen heeft zich niet voor de lol opgeblazen”, legt hij uit. “Niemand wordt geboren als moordenaar, dus iets heeft gemaakt dat hij dat deed.”

Een jaar na de dood van zijn dochter nodigde een kennis hem uit voor een bijeenkomst van de Parents Circle. Elhanan was aanvankelijk sceptisch, maar ging toch. Na afloop was hij niet meer dezelfde, zegt hij altijd. Hij werd omhelsd door Palestijnse ouders die ook een kind in de strijd hadden verloren. Ze huilden samen. Het drong tot hem door hoe uitzichtloos de geweldscyclus tussen beide volken was en hij sloot zich aan bij de organisatie.

In 2005 was hij op een bijeenkomst van Combatants for Peace, waarvan Bassam Aramin een van de oprichters was. “We waren verliefd vanaf de eerste minuut”, zegt Elhanan, waarna ze opnieuw hard lachen. Ze bleken dezelfde denkbeelden te hebben, alleen had de Palestijn die opgedaan toen hij als 17-jarige in een Israëlische gevangenis belandde.

Bassam Aramin

Aramins verhaal begint in Hebron op de Westelijke Jordaanoever, waar hij op zijn 12de meedeed aan een demonstratie tegen de Israëlische bezetting. Voor zijn ogen overleed een demonstrant die was neergeschoten door het Israëlische leger. In de jaren erna bekogelde Aramin met andere Palestijnse jongens Israëlische militaire voertuigen met stenen. In 1985 gooiden ze handgranaten naar soldaten. Niemand raakte gewond, maar Aramin kreeg zeven jaar cel.

Op een dag moest hij met andere jonge Palestijnse gevangenen naakt verschijnen voor een stuk of honderd Israëlische soldaten. Ze werden afgetuigd tot ze bijna niet meer konden staan. Het viel Aramin op dat de soldaten een glimlach op hun gezicht hadden. Ze sloegen zonder haat, merkte hij, alsof de Palestijnen objecten waren.

Rond die tijd zag hij in de gevangenis voor het eerst een film over de Holocaust. Hij had gedacht dat hij zou genieten van de afslachting van de Joden, maar hij begon te huilen. “Gaandeweg besefte ik: als je empathie voor de ander verliest, verlies je je menselijkheid.” Hij leerde Hebreeuws, raakte bevriend met een Israëlische bewaker en zag in dat alleen gesprekken een einde kunnen maken aan geweld.

Na zijn vrijlating werkte hij bij de Palestijnse Nationale Archieven in Ramallah. Daarnaast zette hij zich in voor vrede en zo kwam hij op het spoor van Elhanan. Op 16 januari 2007 werd zijn 10-jarige dochter Abir zonder aanleiding neergeschoten door de Israëlische grenspolitie voor haar school in Anata op de Westelijke Jordaanoever. Ze had net chocola gekocht in de winkel aan de overkant en wilde die opeten. Toen ze twee dagen later stierf, stonden Elhanan en zijn vrouw bij haar bed.

Zo trad Aramin toe tot de organisatie die liever geen nieuwe leden verwelkomt. Inmiddels zijn ze allebei algemeen manager van de Parents Circle. Aramin woont met zijn vrouw en vijf kinderen in Jericho, Elhanan met zijn vrouw in Motsa, even ten westen van Jeruzalem. Bijna dagelijks treffen ze elkaar op het kantoor in Beit Jala. “Wij willen dat de dood van onze dochters niet vergeefs is geweest”, zegt Elhanan.

Waardoor gaat dit conflict nu al zo lang door? Speelt indoctrinatie een rol?

Elhanan: ‘Beide samenlevingen leven al 150 jaar in oorlog en dus stomen ze de jonge generaties klaar om hun levens op te offeren. Dat doen ze door de andere kant te verbergen, te demoniseren en te dehumaniseren. Daardoor ontstaan muren in de hoofden van mensen die sterker zijn dan die van beton. We komen ze elke keer tegen als we met Israëlische of Palestijnse scholieren spreken. De meeste vinden ons knettergek omdat we elkaar broers noemen.”

‘De meeste vinden ons knettergek omdat we elkaar broers noemen.’Beeld Oded Balilty / AP

Neemt de indoctrinatie toe?

Elhanan: “Absoluut.”

Hoe gaat dat praktisch in zijn werk?

Elhanan: “Je leert in beide samenlevingen vanaf de geboorte de eigen groep te versterken en te rechtvaardigen. Het is de hele atmosfeer, de cultuur, die vervolgens in het lescurriculum terechtkomt.”

Aramin: “Lees maar eens Palestine in Israeli School Books van Nurit Peled-Elhanan. Nergens staat in het Israëlische lesmateriaal: haat of dood de Palestijnen. De boodschap is: negeer de Palestijnen, ze zijn niet hier.”

Elhanan: “Het boek is geschreven door mijn vrouw, zij is hoogleraar in vergelijkend literatuuronderzoek. Ze heeft er ongeveer vijfhonderd schoolboeken voor bestudeerd. Het wordt inmiddels in heel Israël geweerd.”

Aramin: “Ook in Palestina keert het nationale narratief zich tegen de andere partij, maar minder via schoolboeken, omdat de internationale gemeenschap ze sponsort en voorwaarden stelt. Los daarvan: in Palestina heb je geen schoolboeken nodig om de bezetters te haten. Je hoeft alleen maar in een vluchtelingenkamp te wonen.”

Elhanan: “Of traangas te ruiken.”

Beide groepen gaan dus nauwelijks normaal met elkaar om. Dat is ook onderdeel van het probleem.

Elhanan: “Kijk naar mij. Tot mijn 47ste had ik nooit een Palestijn ontmoet. Ik leefde in mijn eigen wereldje en was het product van de Israëlische hersenspoeling. Het heeft me jaren gekost om te begrijpen dat Palestijnen voor mij verborgen werden gehouden. Opzettelijk. Hun taal, hun geschiedenis, hun muziek, hun eten, alles.”

Bassam Aramin, hoe keek u vroeger aan tegen Israëli’s?

“Ze waren altijd om me heen als de vijand die me bezette, controleerde en op me schoot. Ik zag ze niet als mensen. Hun menselijkheid was voor mij verborgen. Dus ik haatte ze zonder dat daar enige uitleg voor nodig was.”

De Palestijnen hebben toch evengoed hun aandeel in de geweldscyclus? Hamas valt Israël met regelmaat aan vanuit Gaza.

Elhanan: “Israël heeft de laatste dertig jaar geen echte vijand meer bevochten. Er is geen sprake van leger tegen leger. Israël is een nucleaire macht, het is een van de sterkste landen ter wereld en we vechten tegen stenengooiende kinderen op straat. We vechten tegen stoffige raketten van Hamas die nauwelijks schade aanrichten.”

En tegen Palestijnen die zelfmoordaanslagen plegen.

Elhanan: “Die komen allang niet meer voor. In wezen vechten we tegen onszelf. Weet je waarom? Omdat we onze slachtoffermentaliteit koesteren. Wij zijn de ultieme slachtoffers, niemand anders mag slachtoffer zijn. En onze kinderen sturen we op hun 16de, 17de naar Auschwitz om daar ook slachtoffer te worden. Ze komen ervandaan met de Israëlische vlag om hun schouders en de slogan ‘never again’. Even later gaan ze het leger in en moeten ze bij een checkpoint beslissen of een 70-jarige Palestijn een wandelende tijdbom of een gewone grootvader is. Het is onmenselijk, een veel te zware verantwoordelijkheid.”

Moeten de Palestijnen niet ook kritisch naar zichzelf kijken?

Aramin: “Nogmaals: er bestaat bij ons indoctrinatie, maar wat zich op straat afspeelt met het Israëlische leger is vele malen erger. Dat is de werkelijkheid die alle Palestijnen zien.” (Diepe zucht) “Het is erg moeilijk om in zo’n klimaat liefde te preken. Als je met een Palestijn over vrede begint, is het antwoord: ik ben vanochtend nog vernederd bij een Israëlisch checkpoint.”

Elhanan: “De slachtoffermentaliteit is aan beide kanten hetzelfde. Er is alleen één verschil: de ene partij ligt boven, de andere onder. De meeste Israëli’s betalen geen prijs voor de bezetting. Ze wonen op comfortabele plekken en doen geen enkele poging om te weten wat er 200 meter verderop met de Palestijnen gebeurt. De gemiddelde Israëli zal zeggen: wat is het probleem, we hebben het nog nooit zo goed gehad. Maar onder de oppervlakte smeult een vuur.”

De twee volken kennen elkaar nauwelijks, zeggen jullie. Betekent dat ook dat de Palestijnen niets weten over de Holocaust?

Aramin: “In de Palestijnse samenleving wordt geen informatie over de Holocaust verstrekt. Ik ben me erin gaan verdiepen en snap nu waarom Israëli’s zo hechten aan hun veiligheid. Daarin ligt de sleutel om hen te benaderen. Daarmee zeg ik niet: onderdruk mij maar. Natuurlijk niet. Er zullen op deze plek eeuwig Israëli’s en Palestijnen blijven. Ofwel delen we het land, ofwel de begraafplaatsen, zoals Rami zegt. Het land delen is de enige oplossing, want onze levens zijn belangrijker dan land.”

In het Westen worden mensen met jullie opvattingen al gauw links genoemd, misschien wel extreemlinks of antisemitisch. Komt dat jullie bekend voor?

Elhanan: “Dat is ook zo in Israël en de rest van de wereld. Het is de beste manier om mensen de mond te snoeren. Maar niet alles is links of rechts, er bestaat zoiets als mensenrechten en daar mag je het over hebben.” (Fel) “Ik ben een Jood, met het grootste respect voor mijn volk, mijn geschiedenis en mijn traditie. Het jarenlang onderdrukken, vernederen en bezetten van miljoenen mensen die geen enkel democratisch recht hebben, dat is niet Joods. Punt. En tegen die praktijk zijn, is niet antisemitisch.”

Aramin (zacht) “Ik zeg altijd: in een ander land heb je niet het recht de hoop voor Israël op te geven. In een ander land is het makkelijk geen compromissen te sluiten over de situatie hier.”

Zij sluiten die compromissen wel en dat doet soms bovenmenselijk aan. Maar zeg dat tegen Elhanan en Aramin en ze halen hun schouders op. Ze voelen tot de dag van vandaag verdriet en boosheid om het verlies van hun kinderen, maar wraakgevoelens hebben ze nooit gehad. Aramin gaf een paar uur na de dood van zijn dochter een persconferentie waarin hij zei dat er harder moet worden gewerkt aan vrede, in het belang van zijn eigen kinderen en die van zijn Israëlische vrienden.

Hoe heeft u dat kunnen doen?

Aramin: “Ik kende de Israëli’s van Combatants for Peace al twee jaar. Zij waren ex-soldaten, ze hadden ons bezet, ze hadden Palestijnen neergeschoten, onze huizen doorzocht, maar ze waren intussen goede vrienden geworden. Ik kende de Israëlische kant van het verhaal al, ik zag ze niet meer als bezetters, maar als mensen en slachtoffers. Later hebben deze ex-soldaten een tuin aangelegd op Abirs school, ter herinnering aan haar.”

Uit de documentaire Within the Eye of the Storm begreep ik dat u zelfs met de moordenaar van uw dochter wilde spreken.

Aramin: “Die man is een slachtoffer. Wat is hij anders? Ben je als soldaat een groot vechter als je een meisje van 10 doodschiet? Als ik hem vraag waarom hij haar doodde, heeft hij geen antwoord.”

Zijn advocaat verbood de ontmoeting. Was de soldaat zelf wel bereid met u te praten?

Aramin: “Er komt een dag dat het zal gebeuren. Twee, drie jaar geleden kreeg ik een telefoontje van een Israëli die onze documentaire had gezien. Hij sliep niet meer sinds hij in 1989 in een Palestijns vluchtelingenkamp een kind had gedood dat stenen naar hem gooide. Na een poos begon hij te beseffen dat het nog maar een kind was. Hij zei: ‘Kun je me laten zien hoe ik mezelf kan vergeven? Ik ken de familie van dit kind, ik wil met ze praten.’ Deze man heeft me de kracht gegeven nog twintig jaar door te gaan met dit werk.”

Rami Elhanan, links, en Bassam Aramin.Beeld AP

Rami Elhanan, u voert in de documentaire een gesprek met Palestijnse strijders, onder anderen de voormalige voorman van de Al-Aqsa Martelarenbrigade, een terreurorganisatie. Dat gaat ook ver.

“Ik zou met de duivel spreken als ik daarmee één druppel bloed kon sparen.”

U dacht niet: het zijn moordenaars?

Elhanan stelt een wedervraag: “Ken je mijn Duitse verhaal?”

Hij begint te vertellen over zijn vader, een Hongaarse Jood die als enige van zijn familie Auschwitz overleefde. Jarenlang peinsde Elhanan er niet over naar Duitsland te gaan. Hij moest er niet aan denken in een Duits treinstation uit de luidsprekers te horen: ‘Achtung, Achtung’, of Duitsers in uniform te zien. In 2014 veranderde dat.

Aramin vroeg hem mee, ze waren uitgenodigd om een toespraak te houden ter herinnering aan de val van de Berlijnse Muur. Elhanan stemde toe. “Wat kon ik anders?”, zegt hij. Zijn Palestijnse vriend belde Elhanans vader elk jaar op de herdenkingsdag van de Holocaust en praatte veel met hem. Het gevolg was dat zijn vader veranderde: niet langer zag hij in elke Arabier een nazi – volgens Elhanan de essentie van de slachtoffermentaliteit.

In de dagen voor zijn bezoek aan Duitsland kon Elhanan niet slapen, maar eenmaal daar werden zijn ogen geopend. Ze bezochten Dachau en hielden hun toespraak in Berlijn. Elhanan vertelde hoe hij door gesprekken met Duitsers had ontdekt dat ze zich diep schaamden. Overal zag hij monumenten, de Duitsers hadden hun verantwoordelijkheid genomen. “De muren in mijn eigen hoofd zijn ingestort”, zei hij tegen het publiek. Er volgde een applaus van twintig minuten.

Dat is het hele punt, zegt hij. “Praat met elkaar.”

Bassam Aramin