Caroline Vrijens, kinderrechtencommissaris: ‘Mensen worden blijkbaar spontaan vrolijk als ze me zien’

Caroline Vrijens: 'Ik maak het mezelf niet graag te gemakkelijk, anders wordt het allemaal te voorspelbaar.' © FOTO CARMEN DE VOS

Dat haar moeder jong stierf, na een verkeersongeluk, weerhoudt Caroline Vrijens er niet van het leven toe te lachen. En als het even tegenzit, begint ze wel te zingen. Alleen die nieuwe titel op haar naamkaartje wringt wat. ‘Kinderrechtencommissaris? Zo plechtig ben ik helemaal niet.’

Elke week vraagt Knack aan ondernemende Belgen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

In de woonkamer van Caroline Vrijens, hartje Pajottenland, bengelen aan het plafond twee touwtjes vol kleurrijke vlaggetjes. Van de verjaardag van haar man, lacht ze, een paar dagen eerder. 45 is hij geworden, ze had een groot verrassingsfeest opgezet. ‘Normaal gesproken kan ik moeilijk geheimen bewaren. Ik heb honderd keer op mijn sjiek moeten bijten, maar het is me wel gelukt om het stil te houden.’

Op 1 augustus vorig jaar begon Vrijens aan haar nieuwe baan als kinderrechtencommissaris, na jaren achter de schermen te hebben gewerkt: als beleidsmedewerker bij het Agentschap Jongerenwelzijn, bij SOS Kinderdorpen en bij het project Integrale jeugdhulp van de Vlaamse overheid.

De komende jaren wil de moeder van drie het pesten op school aanpakken, de lege brooddozen, het gebrek aan inspraak van kinderen bij echtscheidingen. Ook van de bestrijding van kinderarmoede en de vrijwaring van het recht op zorg, bescherming en onderwijs maakt ze speerpunten van haar beleid.

Hoognodig, leerde ze uit de honderden klachten die het commissariaat jaarlijks behandelt. ‘Het zijn al hectische maanden geweest. Iedere vrijdagavond denk ik: mannekes, wat was dat weer allemaal?’

Veel kinderen die getuigen over misbruik worden gewoon niet geloofd. Zo pijnlijk. Dat motiveert me om in actie te komen.

Door uw nieuwe baan bent u in de schijnwerpers beland, na jaren in de schaduw. Hoe maakt uw ego het?

Caroline Vrijens: Goed, dank je. Sowieso ben ik erg down-to-earth, ik zal niet snel beginnen te zweven. Maar van dat aspect van de functie ben ik wel geschrokken. Ik wist echt niet dat het zo’n mediatieke job was. Gelukkig word ik nog niet herkend op straat of in de winkel, stel je voor. Wat ik ook raar vind, is dat ik op vergaderingen of lezingen word aangekondigd als ‘de kinderrechtencommissaris’. Dat klinkt zo formeel, en zo plechtig ben ik helemaal niet.

Volgens mensen die u kennen is deze baan u op het lijf geschreven.

Vrijens: Tijdens mijn sollicitatiegesprek deze zomer heb ik het zelf ook gezegd: het klopt gewoon, dit is de logische volgende stap. Na zes maanden is dat gevoel voorlopig alleen maar bevestigd. Deze job ligt perfect in het verlengde van wat ik voordien heb gedaan: ik leid graag een team, ik denk graag na over het beleid en ik werk graag met jongeren. Maar de snelheid van werken ligt wel een stuk hoger, heb ik al gemerkt. De voorbije maanden waren veel drukker dan wat ik gewoon was, het is ineens veel moeilijker om tijd voor mezelf of mijn gezin te vinden. Mijn man neemt gelukkig wat meer taken op zich. Hij is zelfstandig ingenieur-architect en heeft de voorbije vijftien jaar keihard gewerkt, terwijl ik de huishoudelijke taken grotendeels op mij nam, dus ik dacht…

De komende vijftien jaar is hij aan de beurt?

Vrijens: Ik wilde het zo niet zeggen, maar daar komt het eigenlijk wel op neer, ja. (lacht)

Geestelijke gezondheid moet een thema worden op school, vindt u. Hoe bewaakt u uw eigen mentale gesteldheid?

Vrijens: Als ik ergens mee zit, probeer ik erover te praten. Ik zoek ook altijd een fysieke uitlaatklep. Ik spreek af met vriendinnen, ga wandelen of lopen en ik doe aan yoga. Mijn man is erg sportief, hij zegt altijd: ‘Het zou toch tof zijn als jij ook graag zou fietsen.’ In de modder. Met een mountainbike. Ik heb het al een keer of twee geprobeerd, maar met al die wortels in dat bos lig je de hele tijd op de grond. Wat is daar nu leuk aan? In de zon op een koersfiets rijden vind ik tof, maar verder gaat de liefde voor de fiets bij mij echt niet.

Het is sowieso nog wat zoeken hoe ik de knop kan omdraaien. Zelfs op het verjaardagsfeestje van mijn man was ik over mijn werk bezig, met een kennis die bij een gemeente hier in de buurt schepen van Jeugd is en met wie we voor een bepaald dossier samenwerken. Alles loopt in elkaar over, het stopt nooit.

Is zingen voor u een manier om die knop om te draaien?

Vrijens: Ik heb lang in een coverband gezongen. Blues en soul vooral. Etta James, Amy Winehouse, Ray Charles, die dingen. Helaas heb ik het voorlopig moeten stopzetten, het is gewoon te druk. Met mijn dochters zing ik wel nog af en toe, thuis of op feestjes.

De bindteksten vond ik telkens een verschrikking, maar het zingen zelf was puur plezier. Als ik twee, drie uur aan een stuk gezongen had, zat ik telkens op een wolk. Door de verbondenheid met de andere muzikanten en de mensen in de zaal, maar ook door het lichamelijke aspect van het zingen. Het moet iets met het trillen van je stembanden te maken hebben, met de vibraties die door je lijf gaan en voor rust in je hoofd zorgen, zoals bij bepaalde vormen van meditatie of yoga.

Caroline Vrijens, kinderrechtencommissaris: 'Mensen worden blijkbaar spontaan vrolijk als ze me zien'
© Carmen De Vos

Meteen na uw aanstelling lanceerde u de campagne ‘#Caroline luistert’, om leerlingen filmpjes te laten inzenden over hun participatie-ervaringen tijdens echtscheidingen of op school. Hebt u zelf een luisterend oor?

Vrijens: Ik heb altijd oog voor de mensen om me heen en luister graag. En als er iets is, ga ik er zelf ook niet mee blijven zitten. Ik krop de dingen niet op. (stopt even) Alhoewel. Soms ga ik er wel te ver in en zeg ik te weinig nee, als iemand me vraagt om af te spreken of te komen helpen, bijvoorbeeld. Ik wil altijd klaarstaan voor mijn vrienden en vriendinnen. Dan voel ik te laat aan dat ik mijn grenzen aan het overschrijden ben, dat ik af en toe wat meer aan mezelf moet denken. Hoe ouder ik word, hoe gemakkelijker ik voor mezelf kies, als het moet. Zonder schuldgevoel.

Uw oudste dochter studeert momenteel in Engeland. Hoe voelt het om uw kinderen stilaan vanonder uw vleugels te zien wegvliegen?

Vrijens: Heel bevrijdend, eigenlijk. Dat had ik nooit verwacht. Ze zit voor een maand in Eastbourne, in het zuiden van Engeland, om er Engels te leren en leeftijdsgenoten uit andere landen te leren kennen, en alles valt geweldig goed mee. Op voorhand had ik er veel moeite mee. Ik vond ze nog jong, ze is vijftien, en ik wil mijn kinderen graag zo dicht mogelijk bij mij houden. Als een echte moederkloek. Haar keuze om het nest te verlaten, voelde in eerste instantie fout aan. Ik ben er toch voor jou, dacht ik de hele tijd, waarom ga je nu weg? Dat ik zelf al vroeg mijn moeder verloren heb, heeft daar zeker iets mee te maken. Toen ik zo oud was als mijn dochter nu, had ik geen moeder meer. Mijn stiefmama wel, een pracht van een vrouw, maar mijn biologische moeder was er al niet meer.

Uw moeder is omgekomen in een verkeersongeluk. Wat voor iemand was zij?

Vrijens: Een heel dynamische, energieke vrouw. Ze was Waalse, maar nadat ze mijn vader had leren kennen is ze in Diest komen wonen, waar ik ben opgegroeid. Ze sprak perfect Nederlands. Toen ik elf was, is ze met vier vrienden een café chantant begonnen, ’t Overhuis. In een groot herenhuis kwamen Johan Verminnen, Jan De Wilde en andere bekende zangers uit die periode optreden, elke week was het feest. Ik liep er met grote ogen tussen, een heel toffe periode. Er waren ook playbackshows en schilderlessen, en mijn moeder was geïnteresseerd in parapsychologie, in al het esoterische eigenlijk. Ze was heel geliefd, een vrouw met een speciale uitstraling.

Ik was dertien toen ze is gestorven. In het begin was dat heel moeilijk om te aanvaarden, ik werd elke dag wakker met het idee: dit kan niet waar zijn, zo wil ik niet verder leven. Maar op een of andere manier ga je toch door. Een soort overlevingsinstinct neemt het van je over. Ik had ook veel mensen om me heen die me graag zagen: mijn papa, mijn broer en zus, mijn stiefmama, mijn vrienden. Beetje bij beetje hervond ik het plezier in het leven, maar het zorgeloze was wel weg. Ik voelde me heel erg verantwoordelijk voor mijn jongere broer en zus.

En uw vader?

Vrijens: Die kenden we als kind eerlijk gezegd niet zo goed. Hij was gynaecoloog en kwam ’s avonds pas laat thuis, hij werkte hard. Na de dood van ons moeder was hij veel meer thuis en nam hij een zorgende rol op zich. Achteraf bekeken heb ik ook na mijn dertiende nog een fijne jeugd gehad. Maar nog altijd ben ik niet op mijn gemak als mijn man ’s avonds ergens naartoe is. Ik zal niet in slaap vallen voor hij goed en wel is thuisgekomen. Die angst zal ik waarschijnlijk nooit meer kwijtraken.

Ik wil altijd klaarstaan voor mijn vrienden en vriendinnen. Dan voel ik soms te laat aan dat ik mijn grenzen aan het overschrijden ben.

Op uw achttiende bent u in Namen rechten gaan studeren. Waarom?

Vrijens: Vanuit een soort rechtvaardigheidsgevoel, een zeker idealisme om de wereld een stukje beter te maken en een interesse voor beleid. Hoe organiseer je een samenleving? Hoe geef je wetten vorm? Welke rol kan een overheid opnemen? Dat boeide me toen al. En Namen? Tja, ik heb ook altijd een hang naar het avontuurlijke gehad.

Namen klonk u avontuurlijk in de oren?

Vrijens: (lacht) Op dat moment wel, ja. Ik wilde vooral iets anders kiezen dan de anderen, die allemaal naar Leuven trokken. Namen klonk spannend: ik kende er niemand, alles zou er in het Frans gebeuren en ik zou zelfstandig moeten leren leven. Dat heb ik altijd al gehad, ik dwing mezelf regelmatig om uit mijn comfortzone te komen, ik maak het mezelf niet graag te gemakkelijk, anders wordt het allemaal te voorspelbaar.

In Namen is mijn wereld opengegaan. Eindelijk was ik vrij, dat gevoel had ik heel fel. Na al die jaren vol verantwoordelijkheidsbesef hoefde ik ineens enkel met mezelf rekening te houden. Ik kon gaan en staan waar ik wilde, dat deed me enorm veel deugd.

Sinds uw afstuderen hebt u onafgebroken gewerkt rond of met kinderen in moeilijke thuissituaties. Als buitenstaander is het verleidelijk om dat terug te brengen tot de dood van uw moeder.

Vrijens: Zelf heb ik niet dat gevoel. De vroege dood van mijn moeder heeft me gevormd tot wie ik vandaag ben, uiteraard, en het zal voor een stuk ook wel mijn keuzes bepaald hebben, maar toch vooral op een onbewust niveau. Ik denk integendeel soms: wat doe ik mezelf aan? Keer op keer word ik geconfronteerd met de kwetsbaarheid van kinderen zonder ouders, maar blijkbaar zit er diep in mij een noodzaak om kinderen te helpen.

Welke zaak is de voorbije maanden het felst aan uw ribben blijven kleven?

Vrijens: (denkt na) Een klacht van een meisje dat beweert dat ze misbruikt is, maar die niet gehoord wordt en van wie het dossier werd stopgezet. Op zo’n moment kunnen wij niets doen, het is de politie die beslist of er een onderzoek komt of niet. Maar het raakt me wel enorm, omdat het recht op bescherming, op een veilige omgeving, een basisrecht is, zeker voor jonge kinderen. Op zo’n leeftijd mishandeld worden, niet graag gezien worden in het algemeen, maakt wonden die je voor de rest van je leven meedraagt. En al even erg vind ik dat veel kinderen die getuigen over misbruik gewoon niet geloofd worden. Zo pijnlijk. Maar ook al raken ze me, dergelijke verhalen zullen me niet snel verlammen. Ze motiveren me juist om in actie te komen.

Optimistisch in het leven staan: kunt u uitleggen hoe dat werkt?

Vrijens: Moeilijk, het zit gewoon in me. Ik heb ook mindere dagen, zoals iedereen, maar ik ga mijn kop nooit laten hangen. Van vrienden of collega’s krijg ik soms te horen dat ze spontaan vrolijk worden als ze me zien. Blijkbaar hangt er een soort aura van positiviteit rond mij. Het is hoe dan ook een natuurlijke instelling, ik hoef er geen enkele moeite voor te doen, ik ben nu eenmaal zo.

Met SOS Kinderdorpen ben ik drie jaar geleden naar Senegal geweest, mijn eerste reis naar zwart Afrika. De reis duurde slechts een week, maar toch zal ik nooit vergeten wat ik daar allemaal gezien heb. De armoede, de kilometerslange berm van afval langs de kant van de weg, de gedrogeerde kinderen, de afwezigheid van degelijk onderwijs, noem maar op. Het is cliché om te zeggen, ik weet het, maar in vergelijking met de mensen daar hebben we hier veel geluk. En daar ben ik heel dankbaar om.

Denkt u, ondanks uw levensvreugde, soms na over uw eigen sterfelijkheid?

Vrijens: Weinig. Nu ik ouder word wel wat vaker dan vroeger, omdat je er nu eenmaal mee geconfronteerd wordt. Onlangs is een goede vriend van ons gestorven, amper drie maanden nadat hij een diagnose had gekregen. Zo snel kan het gaan. Drie maanden en het is gedaan, heel pijnlijk en confronterend was dat. Dan besef je nog maar eens hoe kwetsbaar we zijn. (zwijgt) Maar ja. Je neemt je voor om te genieten van elke dag, om meer stil te staan, en voor je het weet ben je toch weer keihard aan het werken.

Caroline Vrijens

– 45 jaar

– woont in Sint-Laureins-Berchem, in het Pajottenland, met haar man en drie kinderen

– studeerde rechten met een specialisatie internationaal en Europees recht

– werkte jarenlang mee aan de planning en de uitbouw van de integrale jeugdhulp binnen de Vlaamse overheid

– was ook aan de slag bij SOS Kinderdorpen en het Agentschap Jongerenwelzijn

– werd op 1 augustus vorig jaar aangesteld als nieuwe kinderrechtencommissaris, als opvolgster van Bruno Vanobbergen, een functie die ze de komende zes jaar zal uitvoeren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content