Direct naar artikelinhoud
Interview

‘Alleen in de VS gaan jonge mensen flippen en op iedereen schieten’

Is er leven na de dood: de filosoof in Clint Eastwood

Clint Eastwood heeft op zijn 89ste weer een nieuwe film uit, Richard Jewell, over een bewakingsagent die een bloedbad op de Olympische Spelen van 1996 in Atlanta weet te verhinderen, en plots zelf de hoofdverdachte wordt. ‘De samenleving kan ongenadig zijn voor wie zich een beetje anders gedraagt. Daar ben ik wel gevoelig voor.’

Clint Eastwood kijkt in de spiegel en past de cowboyhoed die zijn dochter Alison hem cadeau heeft gedaan. “Het is al even geleden dat ik er nog één heb gedragen”, grijnst hij. “Staat hij me een beetje?” Hij heeft nog niets van zijn charisma verloren, zijn bestudeerde nonchalance blijft onweerstaanbaar, en zijn oogopslag kan nog even dodelijk zijn als in zijn films met Sergio Leone. Zijn oeuvre is met geen ander te vergelijken: er zijn niet alleen de spaghettiwesterns en de Dirty Harry-films, maar ook de klassiekers die hij zelf regisseerde, zoals Bird of Million Dollar Baby. Na The Mule, een melancholisch zelfportret waarin hij zonder schroom zijn eigen tekortkomingen als vader en echtgenoot exploiteerde, liet hij het acteerwerk weer aan de jongere garde over en regisseerde hij Richard Jewell. Dat is gebaseerd op het waargebeurde verhaal van een bewakingsagent die op de Olympische Spelen in Atlanta in 1996 een pijpbom in een rugzak vindt en de ordediensten waarschuwt. Hij redt talloze levens, maar wordt er door de media en later ook door de FBI van verdacht dat hij zelf een terrorist is. De film getuigt van een subtiele fijngevoeligheid die dezer dagen soms ver te zoeken is in Hollywood.

Richard Jewell, gespeeld door Paul Walter Hauser, is een complex personage: hij is geobsedeerd door autoriteit en gaat al eens over de schreef, maar als het er echt toe doet, gedraagt hij zich als een held. Waarom voelde u zich aangetrokken tot hem?

Eastwood: “Zijn verhaal is een echte Amerikaanse tragedie. De media en de FBI hebben het leven van die man verwoest. Hij is vroegtijdig gestorven, op zijn 44ste, als een gebroken man. Het had anders kunnen lopen als men hem had gevierd als de held die hij is geweest. Hij was al zijn hele leven het kneusje met wie werd gelachen. Hij leefde nog bij zijn moeder en was er niet in geslaagd een gezinnetje te stichten. Er wordt al te makkelijk geoordeeld over dat type mensen. De samenleving kan ongenadig zijn voor wie zich een beetje anders gedraagt. Daar ben ik wel gevoelig voor.”

Zelf hebt u toch nooit zoiets meegemaakt? U was ongetwijfeld de ster van de school, lang vóór u begon te acteren.

“Misschien, maar ik heb veel zulke mensen gekend op de middelbare school. In elke klas was er wel een zondebok. Ik herinner me heel goed hoe zij daaronder leden, en hoe ik voelde dat ik hen niet echt kon helpen.”

Hebt u geen gelukkige jeugd gehad?

“Ik ben geboren in 1930 en ik ben opgegroeid in Californië tijdens de Grote Depressie. Ik moest vaak van school veranderen. Mijn ouders hadden geen geld, zoals niemand trouwens. Mijn vader veranderde bijna om de maand van job. Het was een zeer moeilijke tijd, maar de mensen konden op elkaar rekenen, of ze waren afhankelijk van de kindness of strangers, de ‘goedheid van onbekenden’, zoals Tennessee Williams het verwoordde. Het sociale weefsel was toen veel steviger. Dat wil niet zeggen dat het perfect was, zeker niet. En ik was als kleine jongen snel opgenaaid. Ik werd meer dan eens van school gestuurd.”

Hebt u heimwee naar de jaren van uw jeugd, of naar een ander Amerika?

“Ja, ik ben nostalgisch van aard. De tijd vliegt en ik ben me daarvan bewust. Ik ben ook maar een mens, het overvalt me zelfs als ik het niet wil. Mensen denken dat de rol van Dirty Harry me immuun heeft gemaakt voor zulke emoties, maar niets is minder waar. Wanneer ik een stad in Californië bezoek waar ik zestig jaar eerder al eens ben geweest, word ik overmand door herinneringen.”

Welke herinneringen hebt u aan de films die u met Sergio Leone hebt gedraaid?

“Dan moet ik meteen aan Rome denken, waar we in de filmstudio hebben opgenomen, en aan Spanje, waar de meeste scènes in de openlucht zijn ingeblikt. Voor een jongeman uit Californië was Europa een ongelofelijke ervaring: ik maakte er kennis met een andere manier van leven, met een rijke cultuur...

“Ik hield ervan om de eenzaat te spelen in zijn films. Ik had weinig tekst, maar ik kon er des te meer emoties in kwijt. De rest moest ik met mijn ogen zeggen. Het is altijd interessant voor een acteur om zich te concentreren op één aspect van zijn vertolking. De grote les van Sergio Leone was vooral een les in cinema, in enscenering. Hij wist heel goed waarmee hij bezig was. Hij wist hoe hij een verhaal moest vertellen, wat je allemaal met een camera kon doen... Net zoals Don Siegel overigens, mijn andere leermeester (regisseur van ‘Dirty Harry’ en ‘The Beguiled’, red.).”

Hoe kijkt u vandaag naar de wereld?

“De VS maken me bang. Ik heb in mijn leven in Spanje, Italië en Frankrijk gewerkt, en ik heb ook in Afrika gefilmd. Maar alleen in mijn land gaan jonge mensen flippen en op iedereen schieten. Echt waar, zoiets was in mijn jeugd ondenkbaar. Waren de mensen toen fatsoenlijker? Of hadden ze gewoon niet het geld om wapens en munitie te kopen?”

Misschien idealiseert u het Amerika van uw jeugd?

“Toen ik kind was, bestond de televisie nog niet. Mijn grote passie was de radio, daar kon ik urenlang naar luisteren. Het liefst van al luisterde ik naar een programma over de FBI: alle grote zaken kwamen erin aan bod, en de agenten werden als helden vereerd. Later, toen ik volwassen werd, begreep ik dat de perfectie ook bij de FBI niet bestond en dat je er goede en minder goede mensen kon aantreffen, en dat iedereen weleens fouten maakt, zoals overal. En toch kan ik dat beeld van de FBI en al die helden niet van me afzetten. Zelfs vandaag kan ik nog twijfelen: waren ze helemaal in het begin onberispelijk, of toch niet? Misschien is het verval pas later ingezet.”

U hebt in 2011 een film gedraaid over de legendarische FBI-baas J. Edgar Hoover.

“Ik zal nooit de dag vergeten waarop we scènes in het bureau van Hoover wilden opnemen. Een medewerker toonde ons waar zijn kleerkast met jurken had gestaan. Als het grote publiek destijds had geweten dat hij zich graag als vrouw verkleedde, was zijn carrière voorbij geweest. En toch nam hij het risico en bewaarde hij jurken in zijn bureau. Dat maakt hem niet sympathieker, maar wel menselijker. De complexiteit van de menselijke geest zal ik nooit helemaal kunnen doorgronden.”

Hoe is uw relatie met de politie?

“Ik heb nog nooit een boete gehad. Ze hebben me wel al een paar keer tegengehouden, maar ze zeiden telkens: ‘Vooruit, voor Dirty Harry zullen we maar een oogje dichtknijpen.’ Agenten koesteren dat personage van de harde flik, heb ik de indruk. Ik heb veel geluk, daar ben ik me goed van bewust. Richard Jewell maakte geen deel uit van de elite en had niemand die hem kon beschermen.”

Die aanvallen van de media die u in de film laat zien, hebt u daar zelf onder geleden?

“Zeker toen ik jonger was, kon de media-aandacht zwaar op mij wegen. Ik heb meermaals dingen over mezelf gelezen die compleet fout waren. Dat ging dan voornamelijk over mijn ex-vrouwen. Ik heb er geen enkel probleem mee dat journalisten negatieve recensies schrijven, maar met leugens heb ik het veel lastiger. Ik heb nog altijd mijn trots. Mijn advocaten hebben me vaak afgeraden om in de tegenaanval te gaan, want je riskeert altijd dat je de zaken alleen maar erger maakt.”

Heeft uw privéleven er zwaar onder geleden?

“Weet je, ik wilde absoluut de innige relatie tussen Richard Jewell en zijn moeder (gespeeld door Kathy Bates, red.) tonen, tot in het kleinste detail. Daar heb ik veel aandacht aan besteed. En in The Mule wilde ik vertellen hoe het is om oud te worden als je het gevoel hebt dat je niet de beste echtgenoot en vader bent geweest. Hoe ouder je wordt, hoe meer je je rekenschap geeft van wat er echt belangrijk is in het leven. Beroemd zijn en de hele wereld van de cinema helpen je niet echt om iets van je privéleven te maken. Vandaag heb ik een hechte band met mijn kinderen, maar ik ben er niet altijd geweest voor hen, daar ben ik me zeer goed van bewust.”

Maakt u gebruik van de sociale media?

“Ik heb zelfs nog nooit een sms’je verstuurd in mijn leven! Ik heb wel een iPhone, maar die slingert hier maar wat rond. Ik gebruik hem alleen om te bellen. Maar als ik op straat kom, moet ik voortdurend mee op selfies staan, en dat is soms best vermoeiend. Meestal heb ik er geen probleem mee, maar als ik haast heb en er op een beleefde manier probeer onderuit te komen, durven mensen me weleens uit te schelden. Dat zal de 21ste eeuw zijn, zeker?”

U zei daarnet dat uw land u bang maakt.

“Het ergst is de totale afwezigheid van elke vorm van humor. De sociale media vergroten alles enorm uit. Die woede en die permanente verontwaardiging zijn erg vermoeiend. Ik kan anders wel een grapje hebben, hoor. Je mag me voor een imbeciele cowboy uitmaken, en ik zal het je niet kwalijk nemen. Het is me meermaals overkomen. Acteurs worden de hele tijd uitgemaakt voor een zootje bastaards, en Hollywood zou nog erger zijn dan het bandeloze Babylon. En toen ik films begon te regisseren, dachten veel critici dat ik een slag van de molen had gekregen. Je kunt er maar beter om lachen. Ik hou vooral van mensen die zichzelf niet al te serieus nemen, en die zich niet door angst laten leiden. Ik weet het, ik klink nu als een oude man. Ik kijk naar de wereld door de filter van het verleden, en dat is ongetwijfeld de reden waarom ik me er steeds minder in thuis voel.”

Uw interesse voor het verleden is ook aan uw films te merken: die beginnen telkens met het oude zwart-witlogo van Warner Bros., de filmmaatschappij waar u nog steeds mee werkt.

“Ik heb dat voor het eerst gedaan voor mijn western Honkytonk Man, die in 1982 is uitgekomen, en de studio was woest. Ik herinner me bijzonder geanimeerde discussies, maar ik heb het been stijf gehouden. Ik hecht er veel waarde aan dat mijn films de kijker naar een ander tijdperk terugvoeren. De kleuren zijn trouwens altijd flets, bijna vaag. Dat is bewust zo gedaan.”

Probeert u zelf nog altijd beter te worden als acteur en als regisseur?

“Ik mag het hopen! Je leert bij van alles wat je doet in het leven. Ik maak één film per jaar, noem het gerust een obsessie. De scène van de bomaanslag in Richard Jewell lijkt erg op scènes uit andere films van mij, maar ik heb de indruk dat deze beter geslaagd is: ik heb lessen getrokken uit mijn vroegere ervaringen. Maar ik ga heel instinctief te werk, hoor, ik ben niet van het intellectuele type, ik ben eerder een ambachtsman. Naar mijn mening heeft de cinema weinig met intellectuele activiteit te maken. Ik heb evenveel respect voor James Cagney als voor Laurence Olivier. Het werk komt telkens op hetzelfde neer.”

Wat moeten de mensen onthouden van uw carrière?

“Ik heb altijd getracht het beste van mezelf te geven. Het resultaat was niet altijd wat ik ervan had verwacht, maar ik heb het tenminste geprobeerd. Op sommige films ben ik wel trots. Letters from Iwo Jima uit 2006 heeft het niet zo goed gedaan in de bioscoop, maar ik vind het één van mijn betere prenten. Ik vond het erg belangrijk om de Tweede Wereldoorlog eens te benaderen vanuit het standpunt van onze toenmalige vijanden. Die Japanse soldaten kregen te horen: ‘Jullie zullen dit eiland tot de laatste snik verdedigen. Verwacht niet dat je hier nog levend weg raakt.’ Stel je voor dat je dat tegen een Amerikaan zou zeggen: dat zou hij niet pikken. Die verschillen in cultuur en filosofie boeiden me, de offers die de Japanners hebben gebracht, de complete zelfverloochening.”

Denkt u vaak aan de dood?

“Ik heb een film over de dood gemaakt, Here-after (uit 2010, red.). Ik vond hem wel sterk, maar niemand wilde ernaar gaan kijken! De dood is nochtans een belangrijk onderwerp, en ik wilde er dieper op ingaan. Is er een leven na de dood? Ik weet het niet, maar ik vraag het me elke dag af. En de films die ik maak, zijn ook een manier om over de dood na te denken. Wat kunnen we doen om onze tijd hier op aarde zin te geven? Wat is de zin van het leven? Mijn antwoord op die vraag is dat ik films blijf draaien. Dat is de enige reden waarom ik niet van ophouden wil weten.”

© Florence Colombani / Le Point

Richard Jewell speelt nu in de bioscoop. Lees hier onze recensie.