Direct naar artikelinhoud
‘Dik wijf’ schreef ze op haar eigen Facebook
Pesten

‘Dik wijf’ schreef ze op haar eigen Facebook

Beeld thinkstock

Vijftien procent van de Vlaamse jongeren geeft aan ooit gemene, haatdragende of beschamende onlineberichten naar zichzelf te hebben verstuurd. Dat blijkt uit de voorlopige resultaten van een eerste bevraging naar zogenaamde digitale zelfbeschadiging aan de Universiteit Antwerpen. ‘Ina hoopte dat haar vrienden zo voor haar zouden opkomen.’

Op de Facebook-pagina van Ina (*) verschenen vorig jaar een tijd lang kwetsende berichten. Het dertienjarige Limburgse meisje werd te dik genoemd en uitgelachen om haar kleine borsten. Dan weer verschenen er racistische comments over haar Indiase roots.

Bij het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) waar ze zich meldde, vertelde ze dat ze overhoop lag met een aantal leeftijdsgenoten en dat ze leed onder hun onlinepesterijen. Maar een paar gesprekken later begon ze opnieuw over dat cyberpesten. Aan de maatschappelijk werkster die haar begeleidde, vertrouwde ze toe dat de Facebook-berichten niet van haar pestkoppen afkomstig waren. Ina schreef ze zelf.

Digitale zelfbeschadiging heet dat fenomeen. In de academische wereld gelden ook synoniemen als ‘fictief cyberpesten’, ‘autotrollen’ of ‘digitale Münchausen’ – verwijzend naar het psychiatrische syndroom waarbij patiënten opzettelijk klachten fingeren om aandacht van hulpverleners te krijgen.

Het gaat over een hele reeks aan mogelijke beledigingen. Van ‘dik wijf’ tot ‘homo’, van ‘niemand is geïnteresseerd in u’ tot ‘stop met leven’. Allemaal zelf opgesteld en verstuurd, met een anoniem account of onder een valse naam.

Het lijkt iets hoogst uitzonderlijk, maar dat is het niet. Tenminste niet volgens de allereerste studies hiernaar. In de Verenigde Staten geeft 9 procent van de adolescenten aan in 2019 aan ‘digitale zelfbeschadiging’ te hebben gedaan.  In Nieuw-Zeeland ging het in diezelfde periode dan weer om 6 procent.

Kwetsbare periode

Ook in Vlaanderen werd vorig jaar een bevraging op poten gezet. De resultaten, nog niet officieel gepubliceerd, zijn nog forser dan die in het buitenland. 

Professor en cyberpestexpert Heidi Vandebosch van de Universiteit Antwerpen bevroeg samen met haar onderzoeksteam 800 jongeren tussen 12 en 20 jaar. Ze kregen een hele reeks vragen voorgeschoteld, met als voornaamste: of ze ooit gemene, haatdragende of beschamende onlineberichten aan zichzelf hebben gericht. Vijftien procent gaf aan dat ze dit minstens een keer in hun leven deden.

Kwetsbare periode
Beeld Elise Vandeplancke

Waarom het Vlaamse percentage aanzienlijk hoger ligt dan in de buitenlandse studies, is nog onduidelijk. De meest waarschijnlijke verklaring hiervoor is volgens Vandebosch een ander soort vraagstelling. “We hebben zelfcyberpesten breder ingevuld. Wij peilden bijvoorbeeld niet alleen naar het posten van anonieme berichten, maar eveneens naar berichten die ze onder een andere naam stuurden, bijvoorbeeld die van een klasgenoot. Ook hebben we niet alleen het afgelopen jaar bevraagd. De insteek was ‘heb je ooit’. Het is logisch dat je dan meer positieve antwoorden krijgt.”

Digitale zelfbeschadiging lijkt volgens experts vooral iets dat tijdens de adolescentie opduikt. Er vinden dan veel ontwikkelingen tegelijkertijd plaats. Jongeren proberen hun identiteit te vormen, veranderen fysiek, ontdekken hun seksualiteit. Dat maakt hen sowieso psychisch kwetsbaar. “Net in diezelfde periode is er een grote online activiteit”, zegt Vandebosch. “Een aanzienlijk deel van het leven van deze jongeren speelt zich immers op sociale media af.”

Vriendschapstest

Fysieke zelfbeschadiging of automutilatie, waarbij jongeren zichzelf krassen of snijden, wordt vaak beschreven als een manier om met negatieve gevoelens of spanning om te gaan. Maar bij digitale zelfbeschadiging is het niet per definitie zo.

“Ina hoopte door zichzelf online te pesten bondgenoten te vinden, mensen die dit soort reacties ongepast zouden vinden en voor haar zouden opkomen”, klinkt het in het Limburgse CLB dat het zelfpestende meisje begeleidde.

Dat zoeken naar aandacht, dat proberen om sympathie en bezorgdheid uit te lokken bij anderen, vindt de Vlaamse onderzoekster herkenbaar. “Ook het merendeel van de respondenten in onze bevraging gaf aan dat ze de kwetsende berichten als een soort van vriendschapstest gebruikten. Zijn mijn kameraden écht mijn kameraden? Zullen ze voor mij in de bres springen?”

Een ander veel gegeven reden was “omdat ik er plezier in heb, omdat ik het grappig vind”. Maar evengoed was het antwoord “om mezelf invloedrijk te voelen” of “om populair te worden.”

Zelfhaat

Soms gaan achter de online verwensingen aan eigen adres ook serieuze problemen schuil. Het verhaal van Hannah Smith, een veertienjarig meisje uit het Engelse Leicestershire, geldt als de eerste echte casus van digitale zelfbeschadiging.

Smith stapte in 2013 uit het leven, volgens haar familie omdat ze gecyberpest werd. Door allerlei beledigingen op de anonieme sociale mediasite ask.fm zou ze volgens hen de dood in zijn gejaagd. “Maar het ziet ernaar uit dat het slachtoffer, Hannah Smith, deze berichten zelf stuurde”, liet de politie na verder onderzoek weten.

Een gelijkaardige boodschap klonk in 2016 opnieuw in Hebbronville, Texas, waar de zestienjarige Natalie Natividad een overdosis pillen slikte na maanden van off- en online pesterijen. Op After School, een app waarmee klasgenoten anoniem berichten kunnen sturen, werd het meisje lelijk genoemd, aangeraden om zichzelf van het leven te beroven. Achteraf bleek dat zij deze berichten zelf opstelde.

“Ook bij sommige van de Vlaamse zelfcyberpesters spelen ernstige motieven”, zegt Vandebosch. Ze beschrijft hoe sommige jongeren zich vanuit een soort van zelfhaat online gingen pesten. “Dit zijn jongeren die denken dat ze dit soort berichten écht verdienen.”

Tegelijkertijd merkte het onderzoeksteam ook een soort van zelfverdediging op. “Een iemand gaf in de open antwoorden aan dat ze in het echte leven gepest werd. Ze redeneerde: als ik mezelf ga cyberpesten, dan gaat mijn echte pester dat opmerken en denken: ik laat haar met rust want er is iemand al iemand anders die haar onder vuur neemt.”

Schreeuw om aandacht

Hoe ongerust moeten de 15 procent zelf-cyberpestende Vlaamse jongeren ons maken? Aan de Universiteit Antwerpen zijn ze voorzichtig. Omdat dit een allereerste bevraging is, durven ze nog geen grote uitspraken doen. 

Wat sowieso vaststaat, is dat doen alsof je gepest wordt geen volledig nieuw fenomeen is. Het bestaat al langer, in de echte wereld meer bepaald. Denk aan de ouders, leerkrachten of CLB’s die na klachten tevergeefs op zoek gaan naar pestkoppen op school. Toch is Gie Deboutte, voorzitter van het netwerk Kies Kleur Tegen Pesten, bezorgd. “Of het nu offline of online is: het geldt allebei als een schreeuw om aandacht. Een intrieste manier om te vragen ‘zie mij graag’ of ‘zorg voor mij’.”

Deboutte gelooft dat de “verschrikkelijke narcistische periode” waarin we nu leven, een invloed daarop heeft. “Dit zijn jongeren die groot worden met de selfiecultuur, alleen de leukste momenten via sociale media delen, zich voortdurend online vergelijken met anderen.” Vooral bij pubers, die zoekend zijn naar hun eigen identiteit, is het daardoor worstelen. “Ik denk niet dat het ooit al zo moeilijk was voor hen om zichzelf te ontwikkelen. Moesten ze vroeger enkel met hun eigen geweten en de mensen in hun directe omgeving rekening houden, dan hebben ze nu ook nog eens een heel online imago dat opgebouwd moet worden.” 

De Nederlandse ‘pestprofessor’ en socioloog René Veenstra (Rijksuniversiteit Groningen) waarschuwt daarbij dat we voorzichtig moeten zijn met het bestuderen van zelfcyberpesten. Hij is vooral bezorgd dat ouders of leerkrachten daardoor op zoek gaan naar wat nu de waarheid is. 

“Of een kind nu fictief door zichzelf of daadwerkelijk door anderen gepest wordt, maakt eigenlijk niet uit. Waar we vooral mee bezig moeten zijn, is met zo’n kind te helpen. Een welles-nietes-discussie mag daar niet aan voorafgaan. We mogen niet vervallen in het oplossen van vragen als wat er precies gebeurd is en wie daarin welk aandeel heeft. Dat leidt de aandacht alleen maar af van wat er echt nodig is.” 

Experts benadrukken dat ouders, maar evengoed leerkrachten, vooral het probleem van zo’n kind niet mogen relativeren, maar echt moeten luisteren naar hun verhaal en proberen samen naar oplossingen te zoeken en de situatie blijvend opvolgen. “Specifiek voor cyberpesten geldt dat het vaak een verderzetting is van offline pesterijen, dus het kan wel belangrijk zijn om dit met de school te bespreken”, aldus Vandebosch. Die raadt ouders ook aan om van jongs af betrokken te zijn met het online leven van hun kinderen. “Creëer vertrouwen, zodat wanneer op het internet wat onaangenaams gebeurt, ze bij jou terechtkunnen.”

Onvoorspelbaar

Wat zo'n zelfbeschadigend onlinegedrag nu precies oplevert voor een jongere, blijft wel onduidelijk. In de Vlaamse enquête bevroegen onderzoekers niet of het zelfpesten het gewenste effect had. Denk aan: ontdekken of ze effectief vrienden hebben die hen verdedigen of merken dat door de berichten hun populariteit toeneemt.

Dat is volgens professor Vandebosch wel al eerder summier in kaart gebracht door Elizabeth Englander, een onderzoekster aan de Bridgewater State University in het Amerikaanse Massachusetts. Zij bevroeg in 2012 jongeren over het fenomeen. Slechts de helft van de zelfcyberpestende jongens in dat onderzoek, gaf aan hun doel bereikt te hebben. Bij de meisjes was het nog minder, 16 procent. “Het toont aan dat het vaker niet dan wel oplevert waar jongeren op hopen”, aldus Vandebosch.

Het goede nieuws is volgens haar dat het er wel naar uit ziet dat het zelfcyberpesten na verloop van tijd vanzelf uitdooft. “Omdat de jongeren inzien dat dit niet tegemoet komt aan wat ze echt nodig hebben. Maar ook omdat ze gaan denken: al die aandacht, die heb ik niet nodig.”

Net als Vandebosch besluit ook Deboutte dat jongeren maar beter geen berichten genre ‘loser’ en ‘bitch’ aan zichzelf richten. Vooral omdat je niet kan voorspellen wat er daarna volgt. Op sociale media kan het alle richtingen uitgaan. Uiteraard kan er iemand op zo’n platform het expliciet voor je opnemen. Maar het omgekeerde kan net zo goed. Dat andere socialemediagebruikers plots mee gaan pesten en iemand nog kleiner proberen te maken. “Bij dat soort gevolgen staan jongeren onvoldoende stil.”

(*) Ina is een schuilnaam.

Pesten is een van de meest besproken onderwerpen bij jongerenhulplijn Awel, dat gratis en anoniem bereikbaar is via het nummer 102. Wie vragen heeft rond zelfdoding, kan ook terecht op de zelfmoordlijn via het nummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be.