Direct naar artikelinhoud
InterviewTheater

Homo-adoptie in Vlaanderen: ‘Bijna uitgesloten dat het lukt voor mij’

Homo-adoptie in Vlaanderen: ‘Bijna uitgesloten dat het lukt voor mij’
Beeld Damon De Backer

Hij is dertig, single, homo én staat op een wachtlijst voor adoptie. In zijn voorstelling Man met gaat theatermaker Berten Vanderbruggen (30) op zoek naar een kind. Of ook niet. ‘Want wat als dat kind in je armen ligt en je plots wou dat je een man zonder was?’ 

‘Altijd is Kortjakje ziek…’ Poserend voor de foto tokkelt hij zonder veel nadenken kinderdeuntjes op zijn oude xylofoon. “Eén in regenboogkleuren. Hoe toepasselijk is dat?”, grapt theatermaker Berten Vanderbruggen, die op mannen valt. Als hij het instrument met een touwtje achter zich aan sleept, vult een klaterende kakofonie de gangen van het cultuurcentrum Berchem. “Wat een lawaai”, knijpt hij zijn ogen dicht. “Dat zal nog wat geven later, met een kind in huis.”

Precies over dat toekomstige gebroed draait de voorstelling die hij hier eind deze week brengt. In Man met gaat Vanderbruggen op zoek naar een kind: eentje om te houden, of eentje in leen. “Dit stuk staat zo dicht bij mezelf”, vertelt hij. “Het klinkt misschien egocentrisch, maar – nog los van het publiek – heb ík hier zeker al iets aan gehad. Nooit eerder heb ik iets gemaakt met zo’n therapeutische werking.”

Was u daar al snel achter toen u wist dat u homo was: ‘Shit, kinderen krijgen wordt een lastige’?

Vanderbruggen: “Nee, toen ik me op mijn twintigste outte, wist ik wel in mijn achterhoofd dat dat gevolgen zou hebben. Maar dat was toen nog een ver-van-mijn-bedshow. Het is pas door 30 te worden, door vrienden met kinderen te zien, dat het besef langzaam binnensijpelt. Dat ik de trein waar ik op zit, ga moeten stoppen. Voor velen is kinderen krijgen een logische, volgende halte op hun spoor. Nu besef ik: mijn trein stopt niet aan die halte. Wil ik kinderen, dan moet ik nú aan de noodrem trekken en overstappen.”

En dat betekent: zo snel mogelijk een kind willen?

“Nee, integendeel. Het betekent: heel hard nadenken, alles oplijsten wat ik voel, en de boel soms kapot rationaliseren. Om na te gaan: zit dat nu in mij of niet, vader worden? Om het niet nog harder in mijn gezicht te krijgen als ik al ouder ben – en ik niet meer terug kan – verplicht ik mezelf om daar nu mee bezig te zijn.”

Wat trekt u er zo in aan om papa te worden?

“Ik vind het mooi om te zien hoe een kind je een spiegel voorhoudt. Om jezelf terug te zien, en dan niet alleen in de positieve zin. Er schuilt een grote schoonheid in het doorgeven van gebreken. Uiteraard zal je altijd bepaalde sterktes van jezelf ook in je kroost herkennen. Maar het wordt pas echt schoon als je die dingen, waarvan je je niet eens bewust bent dat je ze doorgeeft, ook ziet doorschemeren. En je die gebreken dus onvermijdelijk in je gezicht terug krijgt.”

Wat zou zo’n gebrek kunnen zijn?

(lachje) “Het gebrek om echt te communiceren, om uit te spreken hoe ik me voel. Dat heb ik in mijn opvoeding niet echt mee gekregen.”

Dan geeft u zich nu, in uw voorstelling, toch heel erg bloot?

“Zeker. Maar het is voor mij ook een oefening in kwetsbaarheid. Er is nog altijd een verschil tussen jezelf blootgeven en jezelf presenteren. Dat is de dunne lijn die je met een monoloog bewandelt. Soms is datgene wat je wilt delen, niet het kwetsbaarste in jezelf. Vandaar dat ik me ook laat omringen door anderen, om dat helemaal te doorprikken. Dat maakt dat een repetitie weleens uitmondt in een ware therapiesessie.”

U bent nu dertig, single én volgde al infosessies over adoptie. Hoe groot was die stap?

“Zodra ik dertig was, is er iets geklikt. Plus: door jezelf op die wachtlijst te zetten, teken je nog niet voor een kind. Je houdt gewoon die optie open. Ze spreken ook van zes à acht jaar wachttijd. In het beste geval kom je op een lijst van zeshonderd mensen. Voor binnenlandse adoptie heb je zo’n twintig kinderen per jaar. Voor buitenlandse adoptie is dat tot 70 kinderen, maar zeker als homokoppel zie je je kansen zo slinken. Want de enige plekken ter wereld van waaruit wij kunnen adopteren zijn de VS en Zuid-Afrika. Andere landen ketsen holebikoppels volledig af. Alleenstaanden ook, trouwens.”

Dus een alleenstaande homoman…

“Is echt bijna uitgesloten. Ik weet het, ik doe mezelf wat aan. De kans dat het lukt is zó klein.” (drukt zijn duim en wijsvinger haast op elkaar)

Hoe belangrijk is het dan voor u om dit te proberen?

“Heel belangrijk. Weet je, ik geloof dat veel dingen in het leven een verrijking zijn – vreugde, verdriet. Maar het enige wat niet verrijkend is, is spijt. Dat wil ik voorkomen. Ik wil niet later op mijn oude dag moeten vloeken: verdomme, spijt dat ik dat niet heb gedaan.”

Vooraleer u definitief op de wachtlijst komt, moet u nog door een screening: van uw woonst, inkomen, netwerk. Ligt u daar wakker van?

“Ja, want die screening is superstreng. En mijn leven is op dit moment totáál niet aangepast aan een kind, op geen enkele manier. (schaterlacht) Dus als ze mij opbellen: ‘Meneer Vanderbruggen, we komen volgende maand af.’ Dan weet ik niet hoe ik in één maand tijd mijn leven moet omgooien om te laten zien dat ik klaar zou zijn voor een kind. Wat op zich ook absurd is.”

U bent bang dat u zichzelf zal moeten bewijzen als vader, nog vóór u het bent?

“Nogal, ja. Terwijl andere mannen dat helemaal niet moeten: zij lossen hun zaad, krijgen een kind, en niemand stelt zich daar vragen bij. (proest het uit) Terwijl ik naar die lijst met voorwaarden kijk en denk: ho maar, dat zijn allemaal dingen die ik niet heb, niet kan of niet doe. Ik heb geen ritme, geen eigen huis – ik woon samen met anderen –, ik combineer constant allerlei jobs en ik ben heel hard op mijn vrijheid gesteld. Kortom: niks zekerheid, nul stabiliteit. Terwijl ik au fond wel denk dat ik dat ga kunnen, vader zijn.”

In de voorstelling steekt u ook de draak met die wachtlijst: ‘Nummer 53 is een stel met grote honden, geen idee hoe die geschikt werden bevonden. Ik hoop dat je niet al te snel kan lopen. Want dan gaan ze vast een leiband voor je kopen.’

(grijnst) Ik snap wel dat we in een maatschappij leven waarin alles geregulariseerd moet zijn. Maar dan kom je dus wel in van die ondenkbare, vreemde situaties terecht. Dat je ineens op een lijst staat tussen mensen van wie je denkt: ben ik nu beter als ik een plaats hoger sta dan u? Het is een absurd idee. Je staat met zijn allen – als ware het een paardenrace – te wedijveren om een kind. Een kind dat, na zeven of acht jaar wachten, misschien als een ‘trofee’ wordt gezien. (met een dreigend stemmetje) ‘Nu ben je van míj, en nu zal jij worden wat ík op jou projecteer.’ Daar heb ik wel schrik voor: wat dat met je doet, als je dan eindelijk dat kind krijgt.”

U vraagt zich ook af: ‘Wat als we niks tegen elkaar te zeggen hebben? Dat jij de hele tijd met je ogen rolt?’ Vreest u dat u zich ook tegenover uw kind zal moeten bewijzen?

“Het is dubbel. Aan de ene kant voel ik dat ik dat wel ga kunnen, een kind opvoeden. Aan de andere kant is er die schrik. Neem nu het feit dat ik homo ben. Ik kan wel denken dat ik dat volledig heb aanvaard. Maar wat als er ineens toch iets van schaamte naar boven komt kruipen, een schaamte die ik op dat kind projecteer? Dat is zowat mijn grootste angst.

“Die kleine zal mij ook te pas en te onpas outen. Ik zal niet meer zijn wie ik wil presenteren. Een kind kan dat zo in een vingerknip onderuithalen, die hele constructie van jezelf doorprikken. Dan vraag ik me af: oei, zal mij dat dan met iets heel existentieels confronteren? Zal dat kind mij terugwerpen op alles wat ik niét ben, niét heb opgebouwd?”

Naar het schijnt hebt u geregeld bizarre nachtmerries over kinderen. Klopt dat?

(tast naar zijn hoofd) “Ach, vreselijk is dat. Zo droom ik soms dat ik zelf zwanger ben, maar dat het misloopt. Dan scheurt die buik, heel vreemde visuele dingen zijn dat. De laatste tijd droom ik ook vaak dat ik vader ben van een kind met de vreemdste namen: Helke-Marij, Mingus-Maan, Thomas-Joep, Vespertje…”

Klinkt behoorlijk gek. Wat moeten we daarvan denken?

“Pas op, toch komen die dromen en die verschrikkelijke namen het dichtst bij mijn vadergevoel. Wakker worden en gedroomd hebben dat ik een kind had – dichter dan dat kom ik niet. Dan kan ik zo overvallen worden door het gevoel iets kostbaars te moeten beschermen. Soms moet ik dat kind in mijn dromen nog in de vruchtzak dragen en wiegen – in een hel verlichte kamer, bijna hemels. Ik heb dan iets in mijn handen wat ik zelf heb gemaakt, iets fragiels om voor te zorgen. Precies alsof ik een visioen gekregen heb. Maar dan vergeet ik die dag wel gewoon de kat eten te geven. (lacht)

“En het grappigste is: dat zijn dan altijd kinderen van vriendinnen die single zijn. Met hen maak ik dus ’s nachts baby’s.” (schaterlacht)

Maar serieus, is dat geen idee? Een single vriendin als draagmoeder?

“Absoluut. Een paar jaar geleden heb ik het eens allemaal op een rijtje gezet. Zelf kinderen maken met een vrouw? Nààh. (lacht) Adoptie? Dat lijntje heb ik nu uitgegooid, maar eerder pro forma. Die kans is zó klein. Een draagmoeder via het buitenland? Dan kom je in van die louche praktijken terecht, dat zie ik ook niet zitten. Dus mijn enige logische optie is dan: met een vriendin.”

En, al iemand kunnen overtuigen?

“Wel, de voorbije twee jaar heb ik het er met een goeie vriendin meermaals over gehad. Af en toe fantaseren we daar dus over. Nu zijn we zelfs op het punt beland: waarom niet? En hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik voel: als het met iemand zou lukken, dan wel met haar. Ze staat op dezelfde manier als ik in het leven. Ze is wel heel impulsief. Maar dat is misschien net een voordeel. (knipoogt) Al wil ik haar niet in de val lokken.”

Anders dan een draagmoeder zou zij wél het moederschap vervullen.

“Voilà, en dat vind ik op dit moment in mijn leven wel een aantrekkelijk idee: gedeeld ouderschap. En hoeveel kinderen groeien er vandaag niet op in een gescheiden ouderrelatie? Daarvoor moeten we het niet laten.”

Zo zou het kind ook wel genetisch van u zijn. Hoe belangrijk is dat?

“Op dit moment hecht ik daar wel belang aan. Maar ik kan me voorstellen dat dat met de jaren wegebt. Pas als ik ouder ben – en die kinderwens nog meer vorm krijgt – dán zal ik dat andere parcours, van een adoptiekind, echt serieus kunnen nemen. Nu is dat nog één stap te ver.

“Op dit moment breek ik me eerder het hoofd over vragen als: waarom lijkt ons leven pas geslaagd als we onze genen hebben doorgegeven? En dan kom ik naadloos tot de vraag: hoezo mag iedereen dat dan wel, en mag ik dat niet?”

Homo-adoptie in Vlaanderen: ‘Bijna uitgesloten dat het lukt voor mij’
Beeld Damon De Backer

Hoezo, niemand houdt u toch tegen?

“Toch voelt het zo. Alsof iedereen vrij in een supermarkt mag rondlopen en een kind uit de rekken kan nemen. En ik mag die winkel niet binnen. Ik bedoel maar: als een heterokoppel met vruchtbaarheidsproblemen kampt, dan zoeken we naar oplossingen: ivf, klinieken, terugbetaling. Als maatschappij vangen we dat op. Maar in mijn geval niet: want die 10.000 euro voor een adoptiekind wordt niet vergoed, en die draagmoeder is niet wettelijk geregeld. Dan merk je toch dat je er wat alleen voor staat. Er is maar weinig signaal: ook jíj mag een ouder zijn.

“Daardoor leef ik sterk met het idee dat ik als homo misschien toch een afwijking ben van de natuur. En dat dit het ontegensprekelijke bewijs is: dat ik geen kind kan krijgen, als ik de natuur haar gang laat gaan.”

Wow, dat is wel heftig, niet?

“Ja, het is heavy, dat inferioriteitsgevoel. Het confronteert me ook met de vraag: is een kind dan wel voor mij? Daardoor voel ik me diep vanbinnen soms echt wel minder dan een heteroman.”

Hangt dat ook samen met wat de buitenwereld van u verwacht?

“Enorm. Kijk naar meisjes van drie jaar: we duwen hen al een pop in de handen, opdat ze voor hun baby’tje zouden zorgen. Zij krijgen duidelijk die verwachting mee: ‘Jij zult je later voortplanten.’ Wat is er bij mij gebeurd? Toen ik mij outte, werd er door mijn omgeving ineens een arsenaal aan verwachtingen weggeveegd. Plots verwachtte niemand nog dat ik ooit kinderen zou krijgen. Bijna niemand voedt mij nog met vragen als: ‘En Berten, wanneer kinderen?’ Zelfs mijn ouders niet. En dat raakt recht aan je kern.”

Over uw toekomstige kind zegt u in uw voorstelling: ‘Je lust niet veel, zit in ons bloed. Je eet die rode kool alleen als het moet. Een buis op school? Het zit niet mee. Je houdt van drama, dus ga je wenen op de wc.’ Dat lijkt al heel concreet.

(lachje) “Ik zie een meisje voor me, maar veel concreter wordt het niet.”

Waarom een meisje?

“Niet toevallig, denk ik. Dat heeft ook wel te maken met wat ik niet mocht zijn als kind: dat vrouwelijke. Ik stel me haar zowat voor als de kleine meisjesversie van mezelf.

“Onlangs was ik met die vriendin van me aan het scrabbelen. Ineens zaten we namen in plaats van woorden te bedenken. Af en toe hadden we een match. Op zo’n moment wordt dat kind ineens heel concreet, het maakt het bijna tastbaar.”

Toch vraagt u zich ook hardop af: ‘Wat als dat kind dan in je armen ligt en je plots wou dat je een man zonder was?’ Dat is een gedurfde vraag.

“Weinigen komen tot die vraag, denk ik. Ik bots daar nu op, omdat ik verplicht ben om erover na te denken en alles kapot te rationaliseren. Maar wat als je je oude leven terug wilt? Dat uitgerekend dat kind het ultieme is waar je spijt van krijgt?”

Is dat niet heel kwetsend voor wie ongewild kinderloos is?

(valt even stil) “Dat is een moeilijke. Ik kan me voorstellen dat velen zullen denken: zo’n cadeau, het is je verdomde plicht om voor dat kind te zorgen. Toch is het een vraag die ik mij oprecht stel. Want als ik die ‘voortplantingsdrang’ niet heb, ga ik dan ook die zorgdrang niet voelen?

“Trouwens, ik denk wel dat sommige ouders, meer dan ze zouden willen, ook met die vraag bezig zijn. ‘Was het niet beter geweest zonder?’ Maar dat is natuurlijk onmogelijk om uit te spreken. Want wie wil er nu dat kind zijn, van wie een ouder zegt: ‘Ik wil u eigenlijk niet’?”

Positief denken. Stel: je hebt een kind. Wat is het ergste wat er kan gebeuren?

“Dat het een voetballer wordt. (lacht) En dat ik dus in situaties kom waar ik al mijn hele leven allergisch voor ben. Elke zondagochtend aan die zijlijn, in een voor mij toxische omgeving van heteromannen die vaak al hun niet-waargemaakte verlangens op hun kind projecteren. Ik beeld me in dat mijn kind en ik dan een geheime gebarentaal hebben. Over de neus wrijven: irritante scheidsrechter. (lacht) Klinkt romantisch zeker? Ach, ik zal mijn kind wel zo zelfredzaam maken dat het alleen naar die trainingen en matchen kan.”

Wie is Berten Vanderbruggen?
- 30 jaar
- single
- opgegroeid in Loenhout, woont in Antwerpen
- studeerde af als theaterwetenschapper
- is theatermaker, decorontwerper, leraar Nederlands en freelance eindredacteur
- viel twee jaar geleden in de prijzen met de voorstelling ‘No Coincidence No Story’
- hobby’s: muziek, tekenen

‘Man met’, in ccBerchem, op vrijdag 28 en zaterdag 29 februari. In voorverkoop: 12 euro. Tickets via: https://www.ccbe.be. Later op tournee.